Loois

Custom Properties

Principal location
Tessenderlo
Source
Het dialect van de regio Tessenderlo en Laakdal (2009). Ceustermans, Fil. Laakdal: Laakdalse werkgroep voor geschiedenis en heemkunde.
278 records found.
# Idiom Meaning Number of properties
1 (Hem) den duivel aandoen iemand sarren, tergen 7
2 Aan de deur staan te hengelen/bedelen van een kind dat zonder te spreken kenbaar maakt dat het buiten wil 5
3 Aan de hand hebben iets voorhebben, ergens mee zitten 6
4 Aan de pastoor zijn schort hangen iemand die hengelde naar vriendschap met de pastoor wat bij velen afkeer opwekte 5
5 Aan den drank zijn een drankprobleem hebben 6
6 Aan zijn been hebben ergens niet onderuit kunnen, ermee opgescheept zitten 6
7 Aan zijn vel zitten stevig aandringen, trachten over te halen 5
8 Alles aan de gat hangen besteedt al haar geld aan kleren 6
9 Alles op het straat brengen privézaken publiek maken 6
10 Alles op je nek krijgen alle verwijten krijgen te incasseren, ik moet hier alles doen 6
11 Altijd achter mijn gat hangen steeds op de hielen 5
12 Altijd met zijn armen overeen zitten geen bal uitvoeren 5
13 Altijd op het straat liggen veel buitenshuis vertoeven 5
14 Altijd op iemand zijn nek zitten niet met rust laten, plagen, voor de gek houden 6
15 Altijd op zijn krent zitten niets uitvoeren 5
16 Been maken zich uit de voeten maken 6
17 Bij zijn pees hebben te grazen 6
18 Boven de aarde staan/liggen de periode dat een overledene opgebaard staat 5
19 Boven water komen na een tijdje zoek te zijn geweest, voor de pinnen komen 5
20 Buiten zetten/vliegen/leggen/smijten aan de deur zetten, ontslagen, wegsturen, buitengooien 5
21 Daar goed van leven zich niets ontzeggen 5
22 Daar vanonder hoezen ongezien vertrekken 5
23 Daar was geen kat bijna geen mensen 6
24 Daarmee lijven onzorgvuldig, kwistig, roekeloos mee omspringen, dikwijls van geld en goed 5
25 Daaruit muizen ongezien vertrekken 5
26 De baan/weg doen huis aan huis verkopen 6
27 De bataven/batavieren jagen lelijk te keer gaan, de boel op stelten zetten 6
28 De beest uithangen zwaar doorzakken, lelijk tekeer gaan 6
29 De beest voederen het vee voederen 6
30 De benen onder zijn gat uitlopen overdreven energiek bezig zijn/haast maken 9
31 De biest uithangen zich crapuleus gedragen 6
32 De duim leggen het onderspit delven, opgeven 6
33 De gat aan vijgen er niets voor doen 6
34 De Jan willen uithangen de belangrijkste van de groep willen zijn, haantje de voorste 7
35 De kar trekken het werk doen, de kost verdienen 6
36 De kat aan het spek binden in verleiding brengen 6
37 De koe met de horens pakken een werk resoluut aanvangen 6
38 De koe uitdoen naar de wei voeren 6
39 De kop pakken voorop gaan, de leiding nemen 7
40 De man willen zijn de belangrijkste van de groep, haantje de voorste 9
41 De melk dopen aanlengen met water 6
42 De mest laten de afvalstoffen moeten worden onderzocht 6
43 De nek omringen iemand zich schandelijk misdragen had 6
44 De pilatus/platte spelen veinzen 6
45 De pips aan het hebben zijn bang zijn 7
46 De pokka laten koepokinenting 6
47 De prang opzetten aandrang uitoefenen 6
48 De rozekrans aanzeggen direkt na een overlijden werd huis aan huis de aankondiging gedaan 6
49 De sekses krijgen van iets de stuipen, het op zijn heupen krijgen 8
50 De vuile was buiten zetten/hangen privézaken publiek maken 7
51 Den dam is afgegaan het ging bergafwaarts met zijn gezondheid 8
52 Den duivel scheren een verschikkelijk getier maken 6
53 Den ezel uithangen tegenwringen 7
54 Den hof omdoen omspitten 6
55 Een aanslag maken overdreven emotioneel reageren 6
56 Een advocaat onder den arm nemen een beroep op doen 6
57 Een bal tegen zijn kaai/kop krijgen een bijzonder koppig of eigenzinnig iemand 6
58 Een bek geven zoenen 6
59 Een bestel hebben omslachtig, druk, gewichtig bezig zijn 7
60 Een kameel/bok schieten een stommiteit begaan 7
61 Een kat een kat noemen de dingen bij hun naam noemen, zeggen waar het op staat 6
62 Een kei het vel afstrippen van een behoeftige nog iets opeisen 6
63 Een kruis over iets maken iets als afgedaan beschouwen, niet langer over iets blijven zeuren 8
64 Een neus zetten een lange neus maken ter bespotting 6
65 Een oude kapel moet versierd worden een oudere dame dient zich op te tutten 7
66 Een patat meesteken van iets profiteren 7
67 Een patat tegen de bol geven een loeier 6
68 Een perzik geven/krijgen een mep/oplawaai geven/krijgen 7
69 Een pik hebben op iemand men iets had tegen die 8
70 Een schoep onder zijn gat/tegen zijn kloten geven een stamp 6
71 Een schop (spade) geven respectievelijk veel verdienen of lichtzinnig veel geld uitgeven 6
72 Een vuist maken zich inzetten, wilskrachtig zijn 6
73 Een zaag spannen uitvoerig alle details van een bagatel uit de doeken doen 7
74 Ergens kop in hebben iets graag doen, met plezier maar ook hemelijk leedvermaak hebben om iets 9
75 Geen broek aan zijn gat hebben armoedig gekleed 7
76 Geen ogen genoeg/ogen te kort hadden wou geen woord missen van wat er verteld werd 10
77 Geen poot uitsteken weigeren om een handje toe te steken 6
78 Geen poot verzetten geen bal uitvoeren 6
79 Geen schop onder zijn gat weten respectievelijk dik verdienen of lichtzinnig veel geld uitgeven 6
80 Geen weg kunnen ongesteld zijn, zich niet goed voelen 7
81 Geen weg mee kunnen geen oplossing vinden 7
82 Het bloed onder de nagels uithalen pesten, tergen 6
83 Het zal zijn gat/kaske varen wanneer iemand in een andere (soms minder gunstige) situatie gaat terechtkomen 9
84 Hij zal zijn kak worden inhouden Hij zal niet te onbesuisd te werk gaan, wat bescheidener naar buiten treden, rustig aan doen, niet te overmoedig 9
85 Hij zit rap op zijn paard lichtgeraakt 6
86 Iemand beduvelen beetnemen, zelfs bedrieven 8
87 Iemand de tanden uit zijn bek/bakkes/smoel slagen/kloppen ernstig toetakelen 9
88 Iemand een patat geven een klap, een oorveeg, een muilpeer 8
89 Iemand in de rug schieten onheus behandelen bij afwezigheid van de persoon, kelderen 6
90 Iemand kapot maken vermoorden 8
91 Iemand op zijn paard zetten kwaad maken 8
92 Iets aan het lijf hebben gezegd voor een aandoening die niet nauwkeurig kon gesitueerd of benoemd worden 9
93 Iets aan zijn lijf krijgen/hebben een ziekte 9
94 Iets in de weg leggen hinderen, kwaad berokkenen 8
95 Iets in het bloed hebben een ongerechtigheid die ziek maakt 9
96 Iets mee in zijn graf nemen verzwegen, nooit openbaar gemaakt 8
97 Iets met zijn ogen pikken niet daadwerkeljk maar om aan te geven dat men graag iets zou hebben, ook: zorgvuldig observeren om het nadien zelf te kunnen 8
98 Iets op poten zetten organiseren 8
99 Iets op zijn kracht nemen/pakken ergens zwaar aan tillen, kwalijk nemen 8
100 Iets tussen God en de molenaar laten er niet tussen komen, zich niet bemoeien met een affaire 8
101 Iets uit zijn duim zuigen verzinnen 8
102 Iets uit zijn kas slaan onzin, nonsens verkopen 8
103 Iets uit zijn kloten slaan dingen vertellen die kant nog wal raken 8
104 In 't kowara/koe/koora hebben gelegen ?zij op een verborgen plek gaan vrij 6
105 In affronten vallen in verlegenheid gebracht worden door iemand of door de omstandigheden 5
106 In de grond helpen aan zijn einde helpen 5
107 In de grond kruipen van schaamte 5
108 In de let/belemmering staan/lopen in de weg 5
109 In de lijf staan gretig opeten 5
110 In de oog hebben in de gaten 5
111 In de patatten zitten in de rats, in moeilijkheden, in een ongunstige situatie 5
112 In de stront roeren ongewenste zaken oprakelen 5
113 In de stront zitten in penibele omstandigheden verkeren 5
114 In een Franse kleur schieten erg boos worden 5
115 In een let lopen in de weg 5
116 In haals breken stuk maken, verknoeien 5
117 In haar broek pissen bang zijn 5
118 In het graf helpen zoveel ellende berokkenen dat het leven erdoor verkort wordt 5
119 In het snot hebben in de gaten houden 6
120 In het snuif hebben pienter in de gaten hebben 6
121 In het snuit hebben pienter in de gaten hebben 6
122 In zijn broek schijten bang zijn 5
123 In zijn gat hebben gebeten nijdig, wrevelig, getergd, iemand die zich onheus behandeld voelt 7
124 In zijn kas slaan gretig verorberen zonder al te kieskeurig te zijn 5
125 In zijn lijf slagen vulgaire manier om een niet kieskeurige manier van eten te benoemen 5
126 In zijn nest kruipen vroeg te bed gaan 5
127 In zijn ogen klappen in zichzelf praten 5
128 In zijn portefeuille schieten geld boven halen, betalen 5
129 Je gebinnadijt woord zingen niet één woord zeggen 8
130 Je moet nen oude aap geen smul leren trekken een oudere geen gedragsregels willen voorschrijven, geen streken willen leren 7
131 Kapot gaan sterven 5
132 Mest maken het bont maken 6
133 Met de daverwaard zitten zich ongemakkelijk voelen, schrik hebben 5
134 Met de haar zijn getrokken vergezocht 6
135 Met de kiekes gaan slapen vroeg te bed gaan 6
136 Met de kippen op stok gaan vroeg te bed gaan 5
137 Met de nek bezien weinig vriendelijk gevoelens koesteren jegens iemand 5
138 Met de poepers zitten schrik hebben 5
139 Met de troffel binnen/buiten schieten respectievelijk dik verdienen of lichtzinnig veel geld uitgeven 5
140 Met een straat verschil winnen met grote voorsprong 5
141 Met geen foef afkomen drogredenen 5
142 Met geen ogen te zien nergens te bespeuren, zoek 5
143 Met hoge water zitten dringend moeten plassen 5
144 Met iemand zijn voeten/kloten spelen voor de gek houden 7
145 Met vuile voeten doorgaan recht op het doel af, brutaal 5
146 Met zijn elleboog werken onfatsoenlijke middelen gebruiken om hogerop te komen 5
147 Met zijn gat in de boter gevallen geluk gehad 6
148 Met zijn geld leven er kwistig mee omspringen, weinig zorgzaam 5
149 Met zijn neus in de boeken zitten bezig zijn met de studie 5
150 Met zijn voeten/kloten spelen voor de gek houden 5
151 Meulekes (molen) maken drukte verkopen, met veel omhaal bezig zijn 6
152 Mijn draai niet kunnen krijgen/vinden geen ruimte genoeg hebben, het gaat me niet goed af 10
153 Mijn kop en nek boven uitsteken veel beter zijn dan, overtreffen 8
154 Mijn ogen zijn opengegaan ik heb het door nu 6
155 Naar den hemel zijn gegaan overleden 6
156 Naar het huis/gemak/bureau gaan hardlijven 5
157 Naar zijn polder gaan vroeg te bed gaan 5
158 Ne ballon oplaten iets zeggen om meer aan de weet te komen, om af te tasten hoe iemand reageert 6
159 Ne post pakken een gang gaan, vallen 6
160 Ne preek afsteken iemand moraliserend toespreken (dikwijls ouders-kinderen) 7
161 Ne vis in het water smijten polsen, listig aan de weet trachten te komen 6
162 Niet op zijn bek zijn gevallen zit niet gauw om een woord verlegen, rad van tong 7
163 Niet op zijn kop laten schijten zich niet laten doen, assertief zijn 5
164 Niet over de baan/weg kunnen met iets/iemand er niet van gediend zijn, er niet mee overweg kunnen 8
165 Niet uit de voeten kunnen ziek, ongesteld, onvoldoende fit 7
166 Niet uit zijn gat gedoopt hij is nog zo dom niet 6
167 Niet van den hemelse dauw kunnen leven zonder inkomen 6
168 Niet van het straat geraken geen partner vinden om mee te trouwen 5
169 Nog koud zullen krijgen moeilijk, lastig 6
170 Ogen trekken verwonderd staan te kijken 6
171 Om horens van te krijgen men zou er zijn geduld bij verliezen, er gek van worden 6
172 Onder de gat uitverkocht gedwongen verkoop, aangeslagen 5
173 Onder de pillen zitten iemand die veel medicamenten moet nemen 5
174 Onder de russen/het gras leggen dood en begraven 5
175 Onder den toren wonen vlak bij de kerk/in het centrum wonen 5
176 Onder handen nemen de les lezen, maar ook: een oplawaai verkopen 5
177 Op aard lopen voorzichtig zijn 5
178 Op de kar springen zorgen dat men erbij is, een kans niet laten schieten 5
179 Op de kletter klappen in een poging tot algemeen beschaafd 5
180 Op de tippe van zijn tenen staan het uiterste van zichzelf vragen, extra moeite doen om tot een resultaat te komen 5
181 Op een goede weide zitten het goed getroffen hebben, in gunstige omstandigheden vertoeven hetgeeen aan het uiterlijk, vooral de omvang, te zien was 5
182 Op een oude fiets/velo moet je leren rijden jonge mannen moeten seks eerst oefenen met een oudere vrouw 7
183 Op een weer zitten tobben, iets op de lever hebben, uitbundig snurken 5
184 Op het straat smijten buitengooien 5
185 Op het straat staan op de keien, afgedankt 5
186 Op retraite gaan in geestelijke afzondering 5
187 Op stappen/zijn poten trekken kijven/van zijn neus maken 5
188 Op stek verkopen verkopen voor er geoogst wordt, op struik 5
189 Op zijn benen rijden zo angstig als een haas 5
190 Op zijn bil staan zich onrechtmatig iets toe-eigenen of houden 5
191 Op zijn duim kennen uit het hoofd foutloos kunnen reproduceren 5
192 Op zijn duivel krijgen verwijten incasseren, het onderspit delven in sport en spel 5
193 Op zijn harst geven/krijgen er van langs geven of krijgen 5
194 Op zijn kas krijgen verliezen, het onderspit delven 5
195 Op zijn kop laten schijten zich laten doen, te weinig assertief zijn 5
196 Op zijn kop zetten herrie schoppen, op het punt staan om enig sloopwerk te verrichten 5
197 Op zijn kop zijn gevallen en blijven botsen ?om nog sterker uit de hoek te komen 5
198 Op zijn nuchter maag krijgen te incasseren krijgen 5
199 Op zijn orgel krijgen er van langs 5
200 Op zijn poot spelen uitvaren, reclameren 5
201 Op zijn tabberd krijgen er van langs krijgen/zwaar verliezen 5
202 Op zijn tanden bijten volhouden, uithouden 5
203 Op zijn tong bijten kwetsende woorden inhouden 5
204 Op zijn twee oren slapen ergens heel gerust in zijn 5
205 Op zijn/de gat geven bestraffen 5
206 Op/tegen het lijf lopen onverwachts ontmoeten 5
207 Over zijn kloten laten zich laten doen, geen weerwerk bieden 5
208 Over zijn oren laten zich laten doen, overtroefd worden, tekort gedaan worden 5
209 Over zijn tong doen overgeven 5
210 Pil krijgen er van langs, zwaar verliezen 6
211 Plat afgaan roemloos ten onder gaan, zwaar verliezen 5
212 Rap op zijn tenen getrapt zijn voelt zich gauw beledigd 9
213 Recht op zijn kop staan bang zijn 5
214 Rond de pot draaien niet ronduit zeggen waar het op staat 5
215 Struis doen/uithangen machogedrag vertonen 5
216 Tegen zijn hart klappen rationeel iets uitspreken waar het gevoel geen vrede mee heeft 5
217 Tegen zijn kar rijden iets zeggen of doen wat niet prettig is voor het slachtoffer 5
218 Tegen zijn kas (lijf, buik) krijgen op zijn donder 5
219 Tegen/onder het gat geven kapittelen 8
220 Ten tocht hebben vruchtgebruik 6
221 Uit mijn hand eten is getemd, doet precies wat ik wil 5
222 Van bil gaan het liefdesspel beoefenen 5
223 Van de hand doen weggeven, verlappen, verkopen 5
224 Van de hand Gods geslagen zijn gans ontsteld zijn/verschieten als er iets onverwachts gebeurt 6
225 Van de hand van God geslagen zijn verbauwereerd, als door de bliksem getroffen 7
226 Van de klaver naar de biezer lopen zich vanuit een redelijk goede situatie naar een minder gunstige manoeuvreren 5
227 Van de preekstoel vallen de afkondiging van een huwelijk 5
228 Van de vijd hebben gehad heel wat geleden, veel meegemaakt, het erg te verduren gehad 6
229 Van den hond maken het bont maken 5
230 Van den os op den ezel springen van de hak op de tak 5
231 Van God of Gebód niks aantrekken niet naar de kerk gaan, onchristelijk leven 6
232 Van het bed op het stro helpen de situatie voor iemand verslechteren 5
233 Van het camion zijn gevallen gepikt 7
234 Van kop tot teen dibberen bang zijn 5
235 Van zijn bakkes/teut maken luid, aandacht trekkend spreken 5
236 Van zijn gat geven/maken drukte maken, kabaal, tieren 5
237 Van zijn hart een stiejan maken zich bewust harteloos opstellen 6
238 Van zijn kloten/neus/kin/nek maken opspelen, tekeer gaan 5
239 Van zijn sus/kloet vallen bezwijmen, zijn bewustzijn verliezen 5
240 Van zijn tak maken te keer gaan, drukte maken, opspelen 5
241 Van zijn toren maken ? 5
242 Vis moet zwemmen bij vis dient men wijn te drinken 6
243 Vuil aan/om zijn kop hebben het druk hebben, ook met zorgen zitten 7
244 Vuil rond/om zijn oren hebben het druk hebben 7
245 Zand in de ogen strooien liegen 6
246 Ze deden het in hun broek bang zijn 9
247 Ze staan te handvelen vrijen 5
248 Ze waren al aan het zingen reeds onder invloed 6
249 Zijn asem niet kunnen krijgen een verstikkend gevoel aangeven 9
250 Zijn bakkes/snep staat niet stil is altijd aan het woord 5
251 Zijn bakske rond eten tot verzadiging toe en zelfs een ietsje meer 8
252 Zijn benen bij een pakken aanstalten maken om te vertrekken 8
253 Zijn gat tegen de krib zetten tegenwerken 8
254 Zijn geloof laten niet wijzer trachten te maken 8
255 Zijn hart ophalen deugd beleven aan iets 8
256 Zijn kap over de haag hebben gesmeten weer ingewisseld voor burgerkleren 10
257 Zijn kap over de haag smijten uittreden 8
258 Zijn kas aan vijgen zijn voeten aan iets vegen, ook wel: onverschillig laten 8
259 Zijn kas opvreten piekeren, tobben, dobben, vergaan van wrok en nijd 8
260 Zijn kat sturen niet komen opdagen 8
261 Zijn keel openzetten luidkeels schreien, ook roepen 8
262 Zijn kloten schuren niets uitrichten, luieren 8
263 Zijn kop boven water hebben zich handhaven, het weten te klaren 9
264 Zijn kop leggen ergens in berusten, niet langer tegenstreven; doodgaan 8
265 Zijn kop over iets breken tobben, dubben, piekeren 10
266 Zijn nek uitsteken een risico nemen 8
267 Zijn neus overal uitsteken zich overal mee bemoeien 8
268 Zijn oren laten hangen de moed verliezen, het opgeven 8
269 Zijn pakske uitschudden te biecht gaan 8
270 Zijn patatten afgieten plassen 8
271 Zijn poot zetten de handtekening plaatsen 8
272 Zijn ribben kunnen tellen graatmager zijn 9
273 Zijn schouders onder iets zetten er tegen aan, de stuwende kracht zijn 10
274 Zijn tanden laten zien een zelf bewuste houding aannemen, assertief zijn 8
275 Zijn tong is aangeladen beslagen 9
276 Zijn uien dik maken zich opwinden, boos worden 8
277 Zijn voeten aan iets vijgen onzorgvuldig doen, verwaarlozen, aflappen 10
278 Zijn ziel afdraaien hard werken 8