Drents

Custom Properties

Principal location
Drenthe
Source
Drents woordenboek (1979). Drs. H Hadderingh en Bart Veenstra
265 records found.
# Idiom Meaning Number of properties
1 't is 'm in de hoozen zakt het erbij laten zitten 8
2 't mot 'm almaol melkwaarm mokt worden het moet hem allemaal op een presenteerblaadje worden voorgezet 7
3 (een) 't d'r an dreien (iemand) te grazen nemen 7
4 (een) diep in 't geloov' hebben smoorverliefd gemaakt hebben 8
5 (een) gerief doen (iemand) een dienst bewijzen 8
6 (eene) de kop op schrollen maeken (iemand) driftig maken 7
7 (ien) op 't laer geven (iemand) op zijn falie geven 7
8 (iene) 'n minne pieke zetten (iemand) iets voordoen dat hij niet durft nadoen 8
9 (iene) de baord ofhemmelen (iemand) scheren 10
10 (iene) troef geven (iemand) op de kop zitten) 8
11 ?wat op 't jak geven wat op z'n falie geven 7
12 achter wat an venten iets op verschillende plaatsen trachten te krijgen, achter iets aan zitten 5
13 achternao kiek ei 'n aop in de kont achteraf is het gemakkelijk te zeggen hoe het had gemoeten 6
14 al in de vaarv' verbraand wezen al mis zijn; al te laat zijn 6
15 alles blauw laoten nergens werk van maken 7
16 an 't liepmessien trekken huilen 5
17 an 't oor sm(a)eren aansmeren 7
18 an d' hooz' kriegen aan zijn broek krijgen, opgescheept worden met 7
19 an d' lip trekken beginnen te huilen 8
20 an d'hemmel gaon zich wegscheren 5
21 an d'zied maoken afhandelen, afwerken 5
22 an de kaers kommen bij opbod verkocht worden 5
23 an de naers kriegen aan de broek krijgen; erbij inschieten 5
24 an de piepkan wezen aan de drank zijn 6
25 biej de schobben griepen bij de kladden grijpen 7
26 bij de kooien zitten wekeloos zitten wachten 5
27 bij de schammel(l)akken griepen bij de kladden grijpen 7
28 blaauw geven een blauwtje laten lopen 5
29 braand in d'hoed hebben um erop gebrand zijn om 7
30 d' hakken in d' wal trekken zich eruit terugtrekken 6
31 d'r mit an wèzen er geen raad mee weten 5
32 d'r oet snien hem smeren 5
33 d'r rink maank hollen zich er fiks in weren 8
34 dat schit mij niks dat kan me niets schelen (noot: schieten = schijten) 8
35 de beest unnerstreien een laagje stro onder (de koeien) strooien 6
36 de bok is daor vet daar kan men potverteren 6
37 de brook niet kepot hebben duiten hebben 6
38 de fats hebben niets hebben 7
39 de haon heuren kreien dicht bij het dorp liggen, vruchtbaar zijn 6
40 de heele boer aover gaon door het hele dorp bekletst worden 6
41 de kat in 't gaoren hebben onenigheid hebben 7
42 De ketel an 't gat kriegen ontslag krijgen 7
43 de kop in ien zak hebben onder één hoedje spelen 7
44 de krappe toedreien sterven 6
45 de mal mienen in de kop kriegen rare kuren in de kop krijgen 6
46 de moedvaeren hangen laoten de moed laten zakken 6
47 de moezen ligt daor dood veur de spinde het is daar armoe troef 5
48 de mooisge eier boven in de körf lekgen de zaak van zijn mooiste kant laten zien 6
49 de pet in d' oogen trekken zich schamen 7
50 de pokkel er bijlangs dreien zich niet inspannen, zich aan het werk onttrekken 7
51 de sjars der goód in hebben de vaart er goed in hebben 7
52 de spatten weer smeu hebben de benen weer soepel hebben 7
53 de stik van de duer doen de deur ontsluiten 6
54 de stikken optrekken zijn biezen pakken 6
55 de vrouw in 't bedde hebben een jonge zoon of dochter hebben gekregen 7
56 de wereld veur 'n doedelzak ankieken staan te suizebollen 6
57 de wille doewn zijn zin geven 6
58 der 'n bongel in gooien roet in het eten gooien 7
59 der gien kuunschop an hebben het niet kennen 9
60 der niks met an de pet hebben zich er niet aan storen 7
61 deroet rieten hem smeren, zich uit de voeten maken 5
62 deur de reep voord worden weinig te eten krijgen 5
63 drokke raod hebben beraadslagen 7
64 een 'n nei buisien anmeten iemand op zijn falie geven 8
65 een 't haor oet d' oogen strieken iemand de loef afsteken 7
66 een boven in de kop zitten voortdurend iemands gedachten in beslag nemen 9
67 een de horens in de zied zetten iemand tonen dat men niet met zich laat spotten 8
68 een dikke bok ant touw hebben een fiks stuk in de kraag hebben, flink dronken zijn 7
69 een er niet te lief toe hebben iemand iets niet besparen 8
70 een knuppe in de neuze dreeien bij de neus nemen 6
71 een nao de mond flikkeren iemand naar de mond praten, flikflooien tegen iemand 7
72 een op 't woord hebben iemand als onderwerp van gesprek hebben: roddelen over iemand 8
73 een p veur wat zet'n een stokje voor iets steken 6
74 een proestert in dhoed hebben zwaar beschonken zijn 7
75 een snoevert in hebben dronken zijn 6
76 eene op 't eed jaogen iemand dwingen de waarheid te zeggen 7
77 en hiele aap schieten een hele slag slaan 6
78 er 't gezeg over hebben persoon die de zeggenschap over iets heeft 8
79 er de börst tegen toe kriegen er genoeg van krijgen 8
80 er roet overhen wassen laoten iets met het verstrijken der tijd als afgedaan, bijgelegd beschouwen 8
81 eroet kielen hem smeren 5
82 eén 'n piek steken/zetten iemand een hak zetten 9
83 eén bij de bok doón iemand bedonderen 7
84 eén d'kaôr op d'hakken schoeven iemand met enige dwang ertoe bewegen 8
85 eén de baôrd derof geven iemand duchtig terechtzetten 9
86 eén haalf staon iemand ter zijde staan 7
87 eén haalfweg kommen iemand die iets tegen je wil ondernemen, de pas afsnijden 6
88 eén haogel op d' hoed weden verbeten kwaad zijn op iemand 7
89 eén nei doón iemand verwonderen 6
90 eén niks in de reken hebben iemand helemaal niet tellen, erg onbeduidend vinden 7
91 eén ofblieven iemand niet aanraken, van iemand afblijven 7
92 eén over 't mat lopen iemand betrappen 7
93 eén van Leiden op Delft geven iemand fiks afdrogen 7
94 eén wat op nak doón ? 7
95 front slaon over ophef maken van 6
96 gern eem is op de scheut willen eropuit willen 6
97 gien kreuk hebben niets te vrezen hebben 7
98 groote oogen maoken grote ogen opzetten 6
99 haozevellen in d' klompen hebben erg hard kunnen lopen 7
100 heyr brood best hebben best de kost verdienen 8
101 Hij is uut de tied kommen Hij is overleden 6
102 hum de hals schrommen zijn keel schrapen 6
103 hum op 't jak laot'n zitt'n zich op de kop laten zitten 6
104 hum zöls achter 't oor wèzen zichzelf benadelen, te kort doen 6
105 ien al te kört an de bleut kommen iemand te dicht op de huid komen 6
106 iene de kop gek maken (iemand) erg onbezonnen doen handelen 9
107 iene de kop verdreeien iemand het hoofd op hol brengen 9
108 in 't enterhok komen Benjamin af worden 5
109 in 't gat hangen zich onwillig tonen, het erbij laten zitten 6
110 in 't leéd gaon beginnen te zingen 5
111 in 't lieke hangen in evenwicht hangen 5
112 in 't rewien kommen verwaarloosd, veronachzaamd worden 5
113 in 't vergetelboekien komen in 't vergeetboekje komen 5
114 in 't zwaor touw hangen zwaar werk verrichten 5
115 in d' buus miegen beseibelen 5
116 in d' reken hebben verwachten 6
117 in d' reken wezen in tel zijn 6
118 in d' reur kommen in beweging komen; verder bekend raken, doorverteld worden 5
119 in de baord prommelen mompelen 5
120 in de bie'jn steigeren overeind komen 5
121 in de keur gaon keuze hebben 5
122 in de leie zied vallen zwichten 5
123 in de maacht hebben aankunnen, sterk genoeg zijn voor 7
124 in de pette kieken bidden 5
125 in de pikpan hebben binnen hebben 6
126 in de plukhaore gooien te grabbel gooien 5
127 in de schoerzak hangen gedurende geruime tijd staan te gebeuren, in het vat zitten 5
128 in de zeep zitten in de rats zitten; hem knijpen 5
129 in ien jaor kommen het eens worden 5
130 in palmtaosie staon in dubio staan 5
131 in palmtering staon in dubio staan 5
132 in toezel zijn in de war zijn 5
133 in volle glorie staon in lichter laaie staan 5
134 in één toomscheuten deurgaon aan een stuk doorgaan 5
135 inne lompen schuppen bedriegen 5
136 iên de hoed volschrobben iemand de huid volschelden 9
137 iên of een wat in de hals hangen iemand iets aan de neus hangen 7
138 knie'n dreugen niets zitten doen 6
139 koffie met bruggen opzetten klaarzetten 6
140 kop dur d' haalster hebben de moeilijkheden, b.v. geldnood, te boven zijn 7
141 kraom anspreken een kraambezoek afleggen 6
142 kraom anzeggen aan buren etc. komen zeggen dat men een jonge zoon of dochter heeft gekregen 6
143 lichten en zwaôren kunnen zich weten in te stellen op iets of iemand, zodat men ermee overweg kan 7
144 liefzeert in dik toon hebben voorgeven ziek te zijn 7
145 lillekers trekken lelijke gezichten trekken 6
146 loer hebben in trek hebben in 9
147 loer hebben op een oogje hebben op 9
148 mekear in 't naodgaoren zitten met elkaar twisten 6
149 met 'n kaander anspannen zich gezamenlijk inzetten 5
150 met 'n metworst nao 'n zie spek gooien weinig geven met het doel veel te krijgen 5
151 met 't aachterhek laoten loopen een blauwtje laten lopen 5
152 met de heunskoop hen gaon het moeten bekopen 5
153 met de ribben döör de longen waerumstompelen struikelen 5
154 met wat op 't rebat komme met iets op de proppen komen 7
155 mit de maande lopen venten 5
156 mit een sister oflopen met een sisser aflopen 5
157 mit ien op de loop wèzen erg enthousiast over iemand zijn 6
158 modder zweiten erg zweten 6
159 n boom in 't lief hebben een fikse hoeveelheid hebben gegeten 7
160 n dobbe in de rug hebben een doorgezakte rug hebben 7
161 n dobbel op wat waogen een gokje op iets wagen 6
162 n enge daarm hebben ze (kleermakers) konden niet zoveel als zij (de boeren) 5
163 n goed oog op ien hebben een oogje op iemand hebben 9
164 n gollen gat hebben pronken met veel gouden opschik 7
165 n kleur as 'n voel hemp hebb'n lijkbleek zijn 7
166 n lange neuz' over wat kriegen een terechtwijzing over iets krijgen 8
167 n lillekerd trekken een lelijk gezicht trekken 6
168 n vaaste kop hebben een sterk geheugen hebben 7
169 n valk vangen een goede slag slaan 6
170 n wieze bek geven eigenwijs 7
171 nagels dreugen werkloos thuiszitten 6
172 naor de weerslag goan naar de bliksem gaan 5
173 nie umliek willen niet willen toegeven 5
174 niet under de gaanzen oetbrödt wezen niet dom zijn 7
175 oet de rieg' loopen buitensporig worden 5
176 op 'n biesterbaan brengen in verwarring brengen 5
177 op 'n scheet oetlopen op niets uitlopen 5
178 op 't aor doen aanpraten 6
179 op 't iezer bieten willen willen aanpakken 7
180 op 't leverei kommen op hun falie geven 5
181 op 't oor dreien opscheppen met, aansmeren 7
182 op d'rekken gaon het hazepad kiezen 5
183 op de foggel gaon er vandoor gaan 5
184 op de kaor nemen/kriegen op de hak nemen, beetnemen 5
185 op de naod krabben door zijn geld heen zijn 6
186 op de rogge gooien uitkomen met (een speelkaart) 5
187 op de snuup gaon eropuit om te grazen op andermans terrein; van koeien 5
188 op e lappen komen op de proppen komen 5
189 op een drietnust oetdreijen op een sof uitdraaien 5
190 op heeg' en stroek hen hangen uitlenen zonder voldoende zekerheid van teruggave 6
191 op luster zitten/staon zitten/staan afluisteren 5
192 op takken wezen in zijn schik zijn 6
193 op vertok hollen aan het lijntje houden 5
194 op zwörm pazzen thuisblijven omdat zijn vrouw op de laatste dagen loopt 5
195 opt jepon geven op zijn falie geven 5
196 opt leste liggen op sterven liggen 5
197 raod sloan beraadslagen 6
198 reur kommen in beweging komen; loskomen, op dreef raken 6
199 revaenzie hollen wraak nemen 6
200 roosies zörgen laoten luchthartig, onbekommerd over de toekomst leven 6
201 schrok in de maog hebben honger hebben 7
202 schuld met een hebben zich jegens iemand schuldig gemaakt hebben 9
203 slim an ' deurgang zijn diarree hebben 6
204 snöt en kwiel raeren tranen met tuiten huilen 6
205 stand griepen bestendigd worden, blijvend worden 6
206 t an 't enn kriegej met iemand t aan de stok krijgen met iemand 8
207 t an d' stek kriegen met het aan de stok krijgen met 7
208 t an de loop hebben het aan de gang hebben 8
209 t an de loop hebben met een verkering hebben met iemand 8
210 t an de pan laoten branden het erbij laten zitten 5
211 t an de ruumte hebben ruimte genoeg hebben 5
212 t braandt hum niet op de nagel hij zit niet om geld verlegen 9
213 t er an geven ermee ophouden 7
214 t er deur drieven er een potje van maken 7
215 t geét hum deur 'n haard bot het kost hem erg veel moeite 5
216 t gien woord hebben willen er niet voor willen uitkomen 9
217 t houwelk klaor hebben het huwelijk beklonken hebben, het eens zijn 7
218 t in d' weet hebben er weet van hebben 5
219 t kennen moeten het onderspit moeten delven 6
220 t lien moeten het moeten ontgelden 7
221 t like maken de schuld vereffenen 5
222 t loon treffen tot overeenstemming komen over het loon 6
223 t ma(a)lvel anhebben mal doen 6
224 t met (ien) in 't wiere hebben het met (iemand) aan de stok hebben 7
225 t mit (ien) in 't fiene hebben het met iemand aan de stok hebben 7
226 t oet de kiek kennen erg handig in iets zijn 7
227 t op d'oren of waogen het uiterste riskeren 7
228 t op de zaemels krieg'n het op de zenuwen, te kwaad krijgen 5
229 t op zak hebben het op de heupen hebben 5
230 t ritsen kunnen klaarspelen, halen 7
231 t veur de krenten kriegen ontroerd raken 5
232 t veurwoord hebben het grootste woord hebben 7
233 t vuur wel instrieken kunnen er beter aan doen het maar op te geven; zijn biezen wel kunnen pakken 8
234 te schoor zetten schrap zetten 5
235 te vogelweide liggen verwilderd, onbeheerd heenliggen, resp. liggen; van land 5
236 um ('n) lo(u)chien gaon sterven 5
237 um de dolm loopen zijn tijd lopen te verbeuzelen 5
238 um lever gaon ontzien/sparen 5
239 unner struksie van (ien) staon iemands aanwijzingen moeten volgen 8
240 uut de bosch komen voor de draad komen 5
241 vael uut de hoek komen gemeen uit de hoek komen 5
242 van de lappen kunnen uit de voeten kunnen 5
243 van gien teuws of meuws mer weten nergens meer benul van hebben 5
244 vel over bot wezen erg mager zijn 4
245 vet in aandermans schöttel zien (menen te) zien dat een ander het best heeft, dat hij er goed van eet 6
246 veur 'n dooneet liggen ongebruikt liggen 5
247 veur 'n gewoonte hebben gewoon zijn 6
248 veur 'n ongeboren vrezen onheil vrezen 5
249 veur de stoel trouwen in de kerk trouwen? 5
250 veur mats liggen uitgeput neerliggen 5
251 vlak slaon op niets uitlopen 5
252 voel schouwen verdenken, in de gaten houden 5
253 wal van de woord kunnen welbespraakt zijn 6
254 wat gram wezen genoeg van iets hebben 8
255 wat in de musse hebben iets in de zin hebben 8
256 wat in de slenter hebben ergens de slag van te pakken hebben 8
257 wat niks in de reken hebben iets helemaal niet tellen, erg onbeduidend vinden 8
258 wat um haans hebben met iets bezig zijn 8
259 wörms kriegen een knagend, onmrustig gevoel krijgen 6
260 zich 't gat oet de hengen lopen zich de benen uit het lijf lopen 9
261 zien vliet anwenden zijn best doen 7
262 zien wil kriegen zijn zin geven 8
263 zuk de buus oetlachen zich een kriek lachen 6
264 zuk reur geven zich roeren, van zijn aanwezigheid blijk geven 6
265 éen op de botten zitten iemand achter de vodden zitten 7