Groesbeeks

Custom Properties

Principal location
Groesbeek
Source
Giesbers, Th (Red.). 2007. De Woordenschat van het Groesbeeks. Matrijs: Utrecht. van Hout, Roeland, Jan Roelofs en Leo van Stijn. 2006. Kie(k) däör, wà räör. Woordenboek van het Nimweegs dialect. Nijmegen: Selexyz Dekker v.d. Vegt. Janssen, Wim. 1987. Zeg 't maar op z'n Nimwèègs: Woordenboek van het Nijmeegs dialect. Nijmegen: Dwarsstap. van Os, Johan. 1980. Maas en Waals Woordenboek, en 22 verhalen in de streektaal. Zutphen: De Walburg Pers/ Vereniging Tweestromenland.
201 records found.
# Idiom Meaning Number of properties
1 't mos nie mugge het zou niet mogelijk moeten zijn 8
2 (geld) aan de aap zijn kont verkeken iets verspillen aan onzin 7
3 (iemand) in de link hebben in de gaten/smiezen hebben = iets ontdekken, iets zien, begrijpen hoe de zaak zit 8
4 (zijn) roer houden recht lopen 8
5 achterheen gaan uit laten zoeken, werk van maken 5
6 achterwaarts in een klomp kruipen zich dood schamen 5
7 aelles achter de zèèis opbijne alles meteen opmaken/er alles meteen doordraaien/alles uitgeven zonder te sparen 6
8 aes 'n luws tussen twee nagels zitte klem zitten, tussen twee vuren zitten 5
9 alles van zich af gooien zijn ziel en zaligheid op tafel gooien 6
10 aon d'n achterste mèm hange achteraan komen en daardoor misdeeld worden 5
11 arme zin hebben zich depressief voelen/je ongelukkig voelen 9
12 bij bloed komen bijkomen, op krachten komen 5
13 blauw hangen (bosbessen) in overvloed hangen 5
14 d'n hak schudde de pijp uit gaan, doodgaan 7
15 d'r is gin redde mer vur het geval zit zo in de war, dat krijg je niet meer in orde 5
16 d'r kum gin start of steel vaen terecht er komt geen bliksem van terecht/iemand had iets beloofd maar het gebeurt niet 5
17 d'r onder koetele de boel beduvelen 5
18 Daa pèrd zal mien nie mèr slaon er is geen gevaar/last meer van 7
19 de baan op gaan op weg gaan 5
20 de bezem uitsteken vrije tijd hebben, niet hoeven werken 6
21 de broek aan hebben de baas zijn 9
22 de broek niet kapot hebben van huis nogal wat geld hebben 9
23 de broek vol afstrijken de broek volpoepen van angst 8
24 de gekke vijf minuten hebben even helemaal uit je bol gaan, doordraaien 9
25 de gros gewisseld krijgen de waarheid wordt verteld 7
26 de kont dichtknijpe sterven 6
27 de kont tigge de krib keren dwars gaan liggen, zich verzetten, moeilijk doen, iets proberen te verhinderen 9
28 de kop op 'ne welver hebbe staon dolgedraaid zijn, niet meer weten wat je doet 9
29 de lamerd strak ète de buik strak eten 8
30 de pijp uitgaan sterven 6
31 de room optrekke de melk optrekken/vasthouden: ergens van terugkomen/van afzien/aan zijn belofte niet voldoen 6
32 de swiet slaan duur doen, pronken 6
33 de zang op iemaend hebbe de pik op iemand hebben, het op iemand gemunt hebben 6
34 de ziel gaat iemand (hem) achteruit hij laat een harde wind 8
35 een aardappel schillen een streek uitvoeren 6
36 een aflaat mee verdienen goed werk verrichten 6
37 een deuntje zitten maken een huilbui krijgen 7
38 een deur kunnen lossmijten financieel meer ruimte hebben 7
39 een eind verderop praten breedsprakigheid 6
40 een goed voorkomen hebben een goed figuur hebben (vrouwen) 9
41 een grote broek aantrekken je beter voordoen dan je bent, te veel hooi op de vork nemen 6
42 een oogje aan iets wagen naar iets kijken 9
43 een pandje maken iets belenen 6
44 een scherreltje hebbe verkering hebben 9
45 een wiend laote builen (>hond), een wind laten 6
46 er komt een appelenschip aanzeilen donkere wolken pakken zich dreigend samen 5
47 er mooi op gaan vreselijk te keer gaan 5
48 er pierig uitzien er bleek uitzien 5
49 ergens met de benen uit hangen het is tjokvol 8
50 erges gin dol mee hebben ergens geen moeite mee hebben 9
51 erges kap èn kogel bijlegge verliezen, er nagnoeg alles op toeleggen 8
52 erges miens vaen worre ergens materieel voordeel van hebben en daardoor tot welstand komen 7
53 erges op spinze ergens op vlassen 7
54 erges te kaet in stèke het erbij laten zitten, geen moeite meer doen om iets af te maken of uit te voeren 7
55 erges te neus over dreuge ergens achter komen/de neus in steken 7
56 ergus gun umkijkes nao hebbe ergens geen omkijken naar hebben 9
57 eropuit gaan op stap gaan om iets te doen, bv. kopen 5
58 Ge kunt me de poekel roenter roetse Je kunt me wat 7
59 ge mot te pèt uwt te oge kunne zette je moet iedereen vrij aan kunnen kijken/geen schulden hebben 6
60 geen brood vreten geen onkosten met zich meebrengen, niet in de weg staan 6
61 geen gaatje in zijn kop hebben niet gek zijn 8
62 geen sjoege geven geen aandacht geven 6
63 geluk geven/krijgen akkoord gaan in handel 6
64 gin dooies make niemand kwaad zullen doen 6
65 gin nagels hebbe um de kont te krabbe zo arm zijn als de mieren 10
66 gin pruim zegge geen woord zeggen, zijn mond niet opendoen 6
67 goed in haar vlees zitten een goed figuur hebben 5
68 goed lulles hebbe goed kletsen hebben 9
69 groen van armoe keken de zwarte kleren zijn zo versleten dat ze groen lijken 5
70 het (iets?) mooi laten gaan nogal te keer gaan 8
71 het arme dier hebben zich depressief voelen/je ongelukkig voelen 9
72 het laatste hemd van zijn kont geven alles weggeven 7
73 het schip ingaan bedrogen worden bij een koop of verkoop 6
74 honderduit op een dubbeltje praten zeer spraakzaam zijn 5
75 iemaend 't hèmd vaen 't lief vraoge iemand tot en met uithoren 11
76 iemaend aon z'n lèèr (gôn) ligge iemand hardhandig duidelijk maken wat hem te doen staat 8
77 iemaend in z'n wèze laote iemand met rust laten 9
78 iemaend over de moel hakke iemand met onredelijke argumenten of scheldwoorden de mond snoeren 8
79 iemaend rekwijs make iemand op de hoogte brengen, inlichten 8
80 iemaend te deur uwt vogele iemand handtastelijk de deur uit werken 8
81 iemaend twars in de moel vaette zich niet door iemand in de hoek laten drijven, maar hem in zijn gezicht zeggen waar het op staat 8
82 iemand (ergens) bij de veter hebben iemand (ergens) te pakken hebben 9
83 iemand (precies) in zijn derde trekken (precies) iemands zwakke plek treffen 8
84 iemand aan iets haken iemand bij iets betrekken, een beetje tegen zijn zin 8
85 iemand aan zijn einde brengen iemand in huis nemen of verzorgen tot hij of zij sterft 8
86 iemand achter de boks zitten iemand achter de vodden zitten 8
87 iemand bescheid zeggen/brengen iemand op de hoogte brengen/houden 8
88 iemand bij de feter hebbe iemand te pakken nemen 9
89 iemand d'n heilige toezweren/toeleggen iemand zeggen dat hij dat nooit meer mag doen 8
90 iemand d'r uwt fiole iemand eruit gooien, iemand uit huis zetten of uit zijn baan ontslaan 8
91 iemand de hak kunnen violen / Je kunt me de hak violen! iemand wat kunnen 12
92 iemand de hak scheef zetten iemand dwarszitten, iets in de weg leggen 11
93 iemand de ogen uitsteken iemand afgunstig maken door met iets te pronken 11
94 iemand een beschuitje voeren iemand in de kin knijpen 8
95 iemand er met de haren bijslepen iemand tot iets (ertoe) dwingen 9
96 iemand iets in de bel hangen iemand iets wijsmaken of beloven 8
97 iemand in handen krijgen iemand te pakken krijgen 8
98 iemand lens slaan beurs slaan 8
99 iemand onder hor haauwe iemand onder de duim houden/iemand in zijn macht hebben 8
100 iemand op de adem slaan het er benauwd van krijgen, het iemand benauwd maken 8
101 iemand op de deksel houwen iemand een pak voor de billen geven 8
102 iemand op draf brengen/in draf houden iemand aanzetten tot actie/bezig houden 8
103 iemand te kont naodrage overdreven gedienstig zijn 8
104 iemand um z'n ore flaetse iemand om zijn oren slaan 9
105 iemand zichzelf niet laten bezeiken iemand zich niets laten verbeelden 8
106 iets aan de gang maken iets in gang zetten 8
107 iets gevèègd kunne krijge iets voor elkaar/rond kunnen krijgen 10
108 iets in de mot hebbe lucht van iets krijgen/in de gaten hebben 8
109 iets in't gaorn giete een plan zodanig opzetten dat men zijn doel met de minst mogelijke tegenstand zal bereiken/aanleggen 8
110 iets onder de voet haole ergens aan beginnen 9
111 iets op de gavel schiete onder bedekte termen een voorstel doen; toestemming tot iets uitlokken 8
112 iets wèèinig telle iets kwalijk nemen, iets min vinden 8
113 in aelle zèèle trekke van alle markten thuis zijn, al het voorkomende werk aanpakken 5
114 in andermans verdriet groeien leedvermaak hebben 5
115 in de buch springe ingrijpen, in actie komen, aanstalten maken 5
116 in de hens steken in brand steken 5
117 in de hoze zakken uitgesteld worden en niet ten oever komen 5
118 in de knup vallen in de knoop vallen 5
119 in de nest lope van onroerend goed dat na inzet op een openbare veiling niet verkocht wordt 5
120 in de ruws kope/verkope vee kopen/verkopen zonder over elk dier afzonderlijk te onderhandelen 5
121 in de veiling nemen belazeren, te grazen nemen 5
122 in het krijt staan schuld hebben 5
123 in't labrèt ligge in duigen liggen 5
124 kaam krijge doorgroeien in de puberteit 6
125 komedie maken uit de hoogte doen, duur doen 6
126 loeren op schoppen uitzijn op eigen gewin, alleen aan zijn eigen winst denken 5
127 me lange taend aete met lange tanden eten 5
128 met kip zitten in verwachting zijn (negatief) 5
129 mi 't wit umhoog ligge dood zijn 5
130 n uier make een stomme streek uithalen 6
131 n zeperd krijgen voor schut gezet/voor paal staan 6
132 naar het hooi moeten haast hebben 7
133 nat gaan verliezen, ten onder gaan 5
134 ne goeie streup make flink wat binnenhalen, goed opschieten 6
135 ne grote moel krijge een uitbrander krijgen 7
136 ne keer over de bûrrie slaon een slippertje maken, vreemdgaan 5
137 niet voor elf uur schijten niet thuis geven, niet staan te springen 5
138 niks vaen taauw brenge niets presteren, niets bereiken 6
139 onder iemands (mijn,…) duiven schieten op iemands terrein, in iemands klantenkring zitten 7
140 op 'n schûkske lope tussen stappen en hollen in, op een sukkeldrafje, dus met schokkend lichaam 5
141 op 'nen bael lope in de knoop raken/in de problemen raken 5
142 op alledag lopen op elk moment kunnen bevallen 5
143 op de baan lopen een lichte vrouw/homo zijn 5
144 op de bezem blijven doorgaan met werken 5
145 op de bos stoten achter te komen wat er aan de hand is 5
146 op de hit zitten kwaad zijn 5
147 op de kin kloppe armoedig zijn 5
148 op de schobberdebonk lopen zonder geld lopen en op hulp hopen 5
149 op de schopstoel zitten elk ogenblik ontslagen kunnen worden 5
150 op gin botter of brij lijke nergens op lijken, vlees noch vis 5
151 op iemand afgeven verwijtend zijn ongenoegen uiten over iets of iemand 7
152 op ijzerzak lopen (Nijmegen) gauw zullen sterven 5
153 op stang jagen kwaad maken 5
154 over de bûrrie zèèike uitvallen, te ver gaan 5
155 over de tong poepen overgeven 5
156 overstuur gaon bedorven raken 5
157 pappen en nathouden drank innemen 5
158 roet in de pijp hebben weet een merkwaardige uitkomst betreffende het nageslacht te verklaren 7
159 slaags komme erin slagen het gewenste te kopen 5
160 t 'r nève legge iets verkeerd doen, verbruien 6
161 t heen en weer krijgen ergens gek van worden 5
162 t hil t'r um het scheelt niet veel 5
163 t hil t'r um/'t zael t'r um haauwe het zit er tegen aan 5
164 t hong t'r mi start èn oor uwt het hing er met staart en oor uit: het was er ontzettend druk 5
165 t is waoie n'of springe je moet kiezen of delen, het is het een of het ander 6
166 te valle leije dronken zijn; letterlijk: te vallen liggen 6
167 te veld gaon van huis gaan 5
168 uit de aard geslagen zijn/schieten anders dan de anderen in de familie zijn 7
169 uit de broek moeten/gaan naar het toilet moeten/gaan 6
170 uut de boks gaon (Groesbeeks) poepen 5
171 uwt te friebel gaon opzij gaan, baan maken 5
172 vaen de pruim spiertse zijn zegje doen, terdege vertellen waar het op staat, zeggen wat je wil 5
173 van de been gerakt zijn dronken zijn 6
174 van de gaffel in de riek lopen van kwaad tot erger 5
175 van de galg vallen honger hebben 5
176 van geen dennennaaldje weten van niets weten, nog niet voorgelicht zijn 5
177 van geluk nog eens onder de trein komen zoveel geluk hebben dat het haast te veel is 5
178 van het bed op het stro raken steeds armer worden 5
179 van iemands muiltje fluiten iemands wil doen 7
180 van iets het gebrek krijgen van iets niet goed worden 8
181 van wiek en ellende trekken van de steun leven 5
182 verschèèrd staon ervoor/erbij staan 5
183 veul uwt motte drinke vaen iemaend zich van iemand veel moeten laten wegvallen/van iemand te verduren krijgen 7
184 vlees onder de pekel houden herhaaldelijk naar binnen slaan van een borrel 6
185 voor paal staan voor schut staan 5
186 voor pampus liggen dronken zijn 5
187 w èèige nie in de tès laotte zèèike jezelf geen loer aan laten draaien, zich niet lelijk laten behandelen 5
188 wa lètters gevrète hebben slim zijn 7
189 weer dun om een hoek in een fles kunnen aan de diarree zijn 6
190 wijnwaoter pisse vroom zijn 6
191 wil vaen iemaend hebbe hulp, voordeel van iemand hebben 10
192 z'n èèige de pleures werke zich kapot werken 6
193 zich (niet) laten lompen zich (niet) laten beetnemen 5
194 zich bekend maken zijn masker afdoen 5
195 zich de krullen van de buik lachen schaterlachen 7
196 zich het schompes lachen schaterlachen, zich dood lachen 6
197 zich iets niet laten aanleunen zich iets niet laten toeschrijven 8
198 zich niets laten gezeggen eigenwijs zijn, geen raad aannemen 6
199 zich vaen d'n bak laoten bijte zich aan de kant laten zetten 5
200 zijn gat dichtknijpen overlijden 8
201 zijn hand er niet voor kunnen houden niet kunnen voorkomen dat zijn dochter gemeenschap heeft 9