Leeds

Custom Properties

Principal location
Lede
Source
Leedse woordenschat en zegswijzen (2005). Bijl, Paul. De Smet.
839 records found.
# Idiom Meaning Number of properties
1 ('t geweldj?) doe nen ezel schijten tegen geweld is niets bestand 6
2 (a) ophangen on een string saroop gezegde hangt o op on een string saroop (altijd imperatief?) waarin de streng siroop een onbestaand iets is, maar het geheel een equivalent van 'loop naar de hel, de maan' 6
3 (al?) rond geweest zijn 1. doelend op de collecte in de kerk, 2. ook gezegd tot een bezoeker die niet gaat zitten 6
4 (al?) slechter eet'n op (mei?) fierket g'ad emmen gezegd bij het zien van een mooie vrouw 7
5 (d'r?) is gienen brijzel vet oan gezegd van iemand die zeer mager is 7
6 (d'r?) zitj kruim achter hij heeft macht 5
7 (de) deugnieterij es 't land mie'ester er is veel onrechtvaardigheid in de maatschappij 7
8 (dor) es d'n endj o verloren het is zo erg dat men het niet kan overzien 6
9 (dor?) es niet o gelegen dat mag gerust geweten zijn 6
10 (dor?) zitten koekken daar zit geld 5
11 (e wad?) avans maken opschieten (altijd imperatief?) 6
12 (een giel?) doewwerink zijn verwarring 7
13 (em) in (iets) opfretten zich daarin opvreten, zenuwachtig zorgen maken 8
14 (em) n'en nek zetten zich aanstellen, dik doen 6
15 (er?)van ingezwolgen zijn dermate van iets of iemand ingenomen zijn dat men geen enkel negatief punt meer ziet 6
16 (ergens) gezoewwen en gebrijen zitten er niet weg te branden zijn 5
17 (eur?) ne kie'er zetten gaan plassen 6
18 (eur?) u'eftletter 'o' gedieldj emmen niets erfden 9
19 (gie'en?) affronten kennen geen schaamtegevoel hebben 6
20 (gie'en?) apprensje moken aanstalten 6
21 (gie?) gedinken ne mier? on (iet) emmen iets niet meer herinneren 9
22 (gielemoal?) uit zij loef* stoon niet meer staan zoals het hoort (*loef=bij elkaar kruisende stukken hout, de inkeping in het ene stuk, waarbij het andere wordt ingelaten) 5
23 (gien?) affront (er?)in emmen schaamte 7
24 (gien?) beslag moken drukte, aanmatiging 6
25 (gien?) vues keinnen agen gezegd van iemand die niet kan zingen 7
26 (giene?) piep (ne mier?) geven geen kik meer geven 6
27 (giene?) weg kunnen ? 7
28 (gienen?) teik boezjeren onbeweeglijk blijven 6
29 (iem.) afduissen/afkuisten/aftukken afranselen 7
30 (iem.) buitejassen/buitekoteren iemand aan de deur zetten, al dan niet met geweld 8
31 (iemand) 'n een tie'en onder (zij) gat geven iemand wandelen sturen 8
32 (iemand) 'n eut geven iemand een mep verkopen 8
33 (iemand) 'n galet geven een klap geven 8
34 (iemand) 't ei uit (zij) gat vrogen iemand uithoren tot en met 8
35 (iemand) 't eirt instampen iemand op een brutale wijze een illusie ontnemen 8
36 (iemand) (iet) afdoen afhandig maken op een minder fraaie wijze 8
37 (iemand) (iet) afloetsjen/aftroetsjelen/afluizen/aftroggelen met slinkse middelen iemands geld of goed afhnandig maken 8
38 (iemand) (iet) aftrassen afzetten, meer pejor. dan 'afloetsen'/'aftroetsjelen' 8
39 (iemand) (nie'en?) ontrieven "as ek o nie'en ontrief"=gezegd wanneer iets aangeboden wordt en men beleefdheidshalve antwoordt: ik beroof je hiermee toch niet van iets dat je nog nodig hebt of iets dat je dierbaar is 8
40 (iemand) (zijn) eirten geven veel slaag geven 10
41 (iemand) (zijn) evanzjielle zeggen de waarheid zeggen 10
42 (iemand) afdruegen afranselen, ook winnen (bv. bij kaarten) 8
43 (iemand) bij den bok doen iemand bedotten 8
44 (iemand) d'abseluusje zonder biechten geven hij ziet er de onschuld zelf uit 8
45 (iemand) de keirre uit (zij) gat vrogen iemand uitvragen tot over de grens van de beleefdheid 8
46 (iemand) den board afdoen iemand de baas zijn 8
47 (iemand) een eirt geven iemand een mep geven 8
48 (iemand) een voart fliekken iemand beetnemen 8
49 (iemand) faveuren doen iemand bevoordelen 8
50 (iemand) goeie loef geven iemand goeie moed geven 8
51 (iemand) in de zak zetten bedriegen 8
52 (iemand) in droan agen iemand aan het lijntje houden, iemand beletten te doen wat hij meende te doen 8
53 (iemand) kunnen brannen hij is graatmager 9
54 (iemand) lotte luepe mee 't oar a buiten zich om iemand niet bekommeren 8
55 (iemand) mee 't vel a buiten lotte lupen iemand links laten liggen 8
56 (iemand) mee kruisen en voanen inoalen erg ingenomen zijn met iemands komst 8
57 (iemand) mee ne schreinsj gezien emmen nog net even gezien hebben, glimp 9
58 (iemand) miesmie'esteren fout / medisch verkeerd behandelen 8
59 (iemand) ne kloesj opgeven iemand iets wijsmaken 8
60 (iemand) ne kluet aftrekken iemand bedriegen 8
61 (iemand) ne kluit geven gezegd van iemand die er sullig uitziet 8
62 (iemand) ne pennink jonnen iemand iets aandoen waar hij niet op gesteld is 8
63 (iemand) ne schip onder (zijn) ie'ekelen geven iemand een trap onder zijn kloten geven of iemand de laan uitsturen 8
64 (iemand) ne wientjel onder (zijn) kont geven een trap onder de kont 8
65 (iemand) nen boenk geven bonk/stoot/slag 8
66 (iemand) nen doef geven ruwe duw 8
67 (iemand) nen teirt onder (zij) gat geven schop 8
68 (iemand) o (zij) goaren emmen er mee zitten 9
69 (iemand) oagoan aanvallen 8
70 (iemand) onder (zij) goaren geven iemand er van langs geven 8
71 (iemand) op (zij) strued leggen iemand vloeren 8
72 (iemand) op snee pakken iemand monsteren 8
73 (iemand) op zijn 'n nest pakken iemand thuis aantreffen of op de plaats waar hij met iets bezig is 8
74 (iemand) opsmijten iemand erferen 8
75 (iemand) over 't ijs lie'en iemand verleiden 8
76 (iemand) uit d'n nest langen* bedriegen (*lett. stelen, garen) 8
77 (iemand) va ziensj kennen iemand kennen van aanzien, maar verder onwetend over de identiteit 8
78 (iemand) weirkstelleg moken iemand aan het werk zetten 7
79 (iemand) zakken opgeven iemand iets wijs maken 8
80 (iemand) zijn saloa geven iemand een uitbrander geven 10
81 (iemand/iets) achternoar goan iemand of iets volgen 6
82 (iemand/iets) mie'ester kunnen de baas kunnen, een hoeveelheid voedsel naar binnen krijgen 8
83 (iet) doen veur d'n em iets doen uit hebzucht 8
84 (iet) in 't snotjen emmen lucht hebben van iets, iets door hebben 9
85 (iet) in besprak emmen iets in bestelling hebben 9
86 (iet) in de mot emmen een vermoeden hebben 9
87 (iet) mee krot en mot opeten alles naar binnen werken 8
88 (iet) nie? gewoar worden geen pijn doen 5
89 (iet) on 't klokzjie'el angen overal rondbazuinen 8
90 (iet) op (zijn?) affront pakken zich gekrenkt voelen 8
91 (iet) tegen d'n dieren dans ku'epen iets aan hoge prijs kkopen 8
92 (iet) tot de leste frang uitpegelen uitkienen, door wikken en wegen tot de meest voordelige oplossing komen 8
93 (iet) tuep (op een hoop) sloan in de gauwte wat doen, klaarmaken 8
94 (iet) van (o) gat schudden zich van iets af maken 8
95 (iet) van de weirk wig roeien iets afwimpelen, te kennen geven dat men er niets voor voelt en er dus niet wenst over te praten 8
96 (iets) achternoar goan nagaan 7
97 (iets/iemand) ne frot geven was- of kuisbeurt, zowel van personen, wasgoed, als voorwerpen (bv. vloeren) 7
98 (ieverast) nortoe snokken ergens naartoe gaan, meestal fors stappend 5
99 (men?) buizze kussen loop naar de maan (altijd imperatief?) 8
100 (mij?) gienen bedankt wij'erd zijn mij geen dankwoord waard zijn 7
101 (mijn'n?) neus nie? afbijten reactie op iemand die je toesnauwt 8
102 (mijn?) gelegentijt zeggen ik heb gezegd wat ik meende te moeten zeggen 8
103 (mijn?) ijsdeirem uitdagen gezegd bij een moeilijke stoelgang 8
104 (mijn?) knoppen kussen loop naar de maan (altijd imperatief?) 8
105 (mijn?) schelf schijtj in mijn maag keert 5
106 (mijne?) kop beist open en toe ik heb hevige hoofdpijn 5
107 (mijne?) moed schoot vul ik werd door de emotie aangegrepen 5
108 (mijne?) rug sloot open en toe va kaa ik heb het zeer koud 5
109 (mijne?) zak kunnen opblijezen de pot op kunnen 9
110 (mijnen?) bijer grolt ik heb honger 5
111 (moar?) flut zijn gezegd van een minderwaardig goed 6
112 (mor?) ne kleinen ambras zijn (een kleine) inspanning, moeite 7
113 (nie) veel iever (d'r?)op emmen er veel of weinig zin in hebben 7
114 (nie) veel klaps (er?)oan emmen er niet mee kunnen praten 7
115 (nie?) veel klap op emmen niet veel zeggen 7
116 (niet te veel) zotte toeren (nie mie'er) doen kuren, grillen, uitspattingen 6
117 (nog?) 't vel over de bie'enen zijn graatmager zijn 7
118 (nog?) sloperkes in (zijn) uegen emmen nog niet goed wakker zijn 7
119 (noga?) broeltje zijn onenigheid 7
120 (noga?) galetten emmen veel geld 9
121 (noga?) kleitsjuer geven van een ensemble dat luid speelt 6
122 (noga?) ne poenk getrokken emmen ponk, een belangrijk/flink bedrag krijgen 7
123 (nogal?) e peetjen zijn iemand waarop nogal wat aan te merken valt 7
124 (nogal?) een karteisj geven klap, dreuk, ook m.b.t. een donderslag 6
125 (nogal?) een oot hebben gezegd van iemand met een dik hoofd 9
126 (nogal?) een pleitsj geven vallen 6
127 (nogal?) een tikkenei zijn man met niet zo best gedrag 7
128 (nogal?) iet gescheten zijn dat is er mij eentje 7
129 (nogal?) luepmeirt zijn omslachtige formaliteiten 7
130 (o) bluet gat (er?)van lotten zien gezegd van iets dat men rechtuit een flauwe bedoening vindt 8
131 (o) gat (er?)o vijgen zich niet aantrekken 8
132 (o) van dikte treikken er in slagen je plan te trekken 6
133 (o?) annen a binnen en a buiten? kussen ge moogt tevreden zijn (imperatief) 8
134 (o?) gezicht agen zwijgen (altijd imperatief?) 8
135 (o?) klopperen uitsmijten gezegd wanneer iemand niet hard genoeg loopt om zijn doel te bereiken (altijd imperatief?) 8
136 (o?) toot agen je mond houden 8
137 (o?) veurdeur stot open (ironisch) gulp 5
138 (onne?) smikkel agen zwijgen (altijd imperatief?) 8
139 (onnen) beibbel agen je mond houden 8
140 (pesies?) uit een duesken kommen net of hij uit een doosje komt, zo piekfijn uitgedost is hij 5
141 (pessies?) (al?) e wa van e smoksken emmen verdachte, lees bedorven smaak 7
142 (pessies?) luezen oorlog zijn een groot lawaai 7
143 (vrie'ed) in 't slameur gezeten emmen beslommering, vuil werk, rommel 6
144 (zich) 't eirt afluepen zo hard lopen dat het hart het begeeft 6
145 (zich) afkappen zich te slapen leggen 6
146 (zich) afzetten 1. rustpauze inlassen bij het dragen van een last, 2. een vrouw die gaat plassen 6
147 (zich) betingelen geprikt worden door brandnetels 6
148 (zich) de kijt afluepen te hard gelopen hebben 6
149 (zich) dued gelachen emmen ongelooflijk veel gelachen hebben 7
150 (zich) gedreven agen zich kalm houden 6
151 (zich) klessen zich moeten inspannen om te slagen 6
152 (zich) op (zijne) faveur zetten bij voorbaat reeds een deel van zijn taak uitvoeren 6
153 (zich) opagen zijn gevoeg of water ophouden 6
154 (zich) oppakken zich uit de voeten maken, onverhoeds weggaan 6
155 (zich) optoeteren opdoffen, uitdossen, zich mooi aankleden 6
156 (zich) smijten uitbundig plezier maken 6
157 (zich) tuep (op een hoop) sloan een verbond sluiten, een eenheid vormen, fuseren 6
158 (zich) van (iet) vies moken walgen van iets 8
159 (zich) voegen zich gedragen 6
160 (zich/iemand) afprossen (on iet) uitputten, zichzelf of derden moe maken 8
161 (zij) gat uitsloan dansen 8
162 (zij) ziel'nuizeken verbrand emmen gezegd bij het drinken van iets wat gloeiend heet is 6
163 (zij/eur) voar/moeder gescheten/geschiljerd/gedroajd en gesponnen zijn compleet/net zijn vader/moeder zijn 9
164 (zij?) gat gekie'erd zijn verdwenen zijn, weg zijn 9
165 (zij?) mie'ester tegenkommen zijn meerdere moeten erkennen 8
166 (zij?) noten g'ad emmen een pak rammel 9
167 (zij?) weer emmen iets prettig vinden, zich heerlijk kunnen uitleven 9
168 (zij?) woter moken plassen 8
169 (zijn'n) teitter agen zijn mond houden 8
170 (zijn'n?) duvel es dued hij heeft zijn wilde haren verloren 6
171 (zijn'n?) oas opdoen een belangrijke reserve inslaan, goed geld verdienen 8
172 (zijn) bekomst van (iet/iem.) emmen van iets of iemand genoeg hebben 10
173 (zijn) botten (er?)oan vijgen ?zijn voeten eraan vegen (niet interesseren) 8
174 (zijn) broek afsteken zijn gevoeg doen, afgaan 8
175 (zijn) gangen gaan vrijpostig optreden, niet het minst met geld 8
176 (zijn) gat nog nie? gekie'erd zijn pas vertrokken 9
177 (zijn) gat on iet/iemand vijgen er niets op geven 9
178 (zijn) getes vinnen zijn gading vinden 8
179 (zijn) kas (er?)o vijegen er zich niets van aantrekken 8
180 (zijn) kleine/grote kommiesje doen plassen of kakken 8
181 (zijn) klueten on iet/iemand vijgen er niets op geven 9
182 (zijn) kont on iet/iemand vijgen er niets op geven 9
183 (zijn) lijezen (er?)o vijgen er niets om geven 8
184 (zijn) moetsj nie (er?)over leggen gezegd van iemand met vrijpostige partnerkeuze 8
185 (zijn) pietatten afgieten plassen 8
186 (zijn) poart rieken zijn deel van de last nemen 8
187 (zijn) pollevien (er?)o vijgen zijn hakken aan vegen 8
188 (zijn) schip moeten? afkuisen ontslag moeten nemen 9
189 (zijn) tien geboden lotte zien een oorveeg geven 8
190 (zijn) voeten go wassen zijn gezegd van iets of iemand dat verdwenen is 9
191 (zijn) voeten on iet/iemand vijgen er niets op geven 9
192 (zijn) zjiep (er?)oan vijgen er zich niet druk over maken 8
193 (zijn?) akses zijn (vrie'e?) gezakt gezegd van iemand die het vertrouwen verloor 6
194 (zijn?) annen afgesneen zijn een belangrijke hulp verloren hebben 9
195 (zijn?) beirt opzetten luidkeels huilen, wenen 8
196 (zijn?) beziensj emmen ? 9
197 (zijn?) bue'enen op (iet) te wie'ek leggen vast rekenen op 10
198 (zijn?) eirten meegat emmen een pak rammel gekregen hebben 9
199 (zijn?) gangen maken met een bepaalde bedoeling een eerder ongewone weg te nemen 8
200 (zijn?) ie'er kovelen zijn eer ophouden of redden, zijn best doen om een goed figuur te slaan 8
201 (zijn?) kas kie-eren op zijn stappen terugkeren of zijn opinie wijzigen 8
202 (zijn?) kas opfretten zich zenuwachtig zorgen maken 8
203 (zijn?) krakken gad emmen er aan ten onder gegaan zijn 9
204 (zijn?) melk es giel zeker? gekawweld gezegd van iemand die erg opgewonden is 6
205 (zijn?) pees afdroan hard werken 8
206 (zijn?) peil g'ad emmen voldoende drank 9
207 (zijn?) pietatten afgieten plassen 8
208 (zijn?) pietatten kommen uit zijn tenen steken door zijn kousen 8
209 (zijn?) pijp uitkloppen sterven 8
210 (zijn?) pollen nie kei tuis agen iemand die ongewenste intimiteiten pleegt 8
211 (zijn?) schiep afkuisen ermee ophouden 8
212 (zijn?) sloper veur (iet) loten zijn slapen voor iets laten, wakker liggen 10
213 (zijn?) tie'enen uitkuisen zich inspannen om iets te bereiken 8
214 (zijn?) tong angt op (zijn) eirt buiten adem zijn 5
215 (zijn?) uefdletter 'o' van (iet) weten er niets van kennen 10
216 (zijn?) uegen ston nie op (zij) gat hij ziet klaar uit zijn doppen 5
217 (zijn?) vo'at fliekken zijn plan trekken 8
218 (zijn?) voan afgeven afhaken, opgeven 8
219 (zijn?) vontjes zitj uit gezegd wanneer bij een kleine jongen het slipje van zijn hemd uit zijn broekspijp piept 5
220 (zijne) stij'ert in (zij) gat trekken terugkrabbelen, terugkomen op een eerder standpunt 8
221 (zijne?) gijer schietj (er?)in hij krijgt er lust in, ook m.b.t. eten 5
222 (zijne?) klopper zetten sterven 8
223 (zijne?) kuirf zetten sterven 8
224 (zijne?) mieddel overzien zijn eigen mogelijkheden inschatten 8
225 (zijne?) pere zien met iets of iemand behoorlijk afzien 8
226 (zijne?) zeg emmen inspraak 9
227 (zijne?) zeg zeggen zijn mening uiten 8
228 (zijnen?) bek in (zijn?) pluimen agen zwijgen, zich niet met de zaken bemoeien 8
229 (zijnen?) bijer uitloaten luidruchtig plezier maken 8
230 (zjust?) nen twiejedekker zijn een dragonder (?) lijken 7
231 a biennen emmen niet openhartig zijn 7
232 a eir'n nie (ammel?) onder dezeld' oenjer leggen niet alles op één paard inzetten 6
233 achter (iet) sollesteren inlichtingen inwinnen (lett. solliciteren) 7
234 achter (zijn) geld fluiten niet betaald worden 5
235 achter d'oog goan spijbelen, haagschool houden 5
236 afgebuisteld zijn afgeborsteld' = op zijn paasbest 6
237 afgedeiggerd/afgestoken komen sleepvoetend aangestapt komen 6
238 afrogen on (iet) emmen het is kledij die vlot en lang kan worden gedragen 8
239 alles verkie'erd oppakken alles verkeerd interpreteren 6
240 alom goan via een omweg gaan 5
241 ambras moaken ruzie maken 6
242 ambras zijn ruzie 7
243 annen van de koesj houden handen thuis houden 8
244 azue zijn in verwachting zijn (z'es azue) 6
245 beduveld zijn (om…) belust op, verzot op 6
246 bei de miekes goan prostituees opzoeken 5
247 bei de weirk oalen erbij sleuren 5
248 bei de zijnen kommen bijkomen 5
249 beter de melk mee de pintj gepakt emmen hij had beter stiekem zijn vrouw bedrogen 7
250 beziensj emmen bekeken worden 9
251 biennen zijn schaapje op het droge hebben 6
252 bientje pakken/lappen beentje lichten: iemand doen vallen door zijn eigen voet als een haak om diens been te slaan 6
253 bij (zijn?) pietjen emmen te grazen nemen 6
254 bij d'n troep zijn zijn legerdienst vervullen 6
255 bij d'n uep zijn in gezelschap zijn 6
256 blak en blu'et stoan gezegd van een huis te midden van een vlakke, weinig begroeide omgeving 5
257 blij zijn mee een due mus tevreden zijn zonder werkelijke reden 6
258 boven (mijne?) pegel gaan boven mijn begripsvermogen, verstand gaan 5
259 boven (zijn?) peil zijn te veel gedronken hebben 6
260 brak (barak) agen lawaai maken 6
261 brak agen lawaai maken 6
262 brie'ed/dowwel geledj zijn gezegd v. een sterk en breedgeschouderd man 6
263 buizze geven er hard/goed tegenaan gaan 6
264 d'er op nijpen bedoeld wordt geld: zuinig zijn 5
265 d'er uit muizen stiekem of ongewenst verdwijnen 5
266 d'er vanonder muizen stiekem of ongewenst verdwijnen 5
267 d'n aan dag een komt nie allie'en maar ook ouderdomskwaaltjes 5
268 d'n dapperen emmen diarree 9
269 d'n duvel aagt de kij'es* t gaat er op aan komen (*kaars), de duivel is ermee gemoeid 6
270 d'n eef* opgeten emmen het verkorven hebben (*zuurdesem) 7
271 d'n endj zantj uitwijzen op het einde zal het resultaat blijken 5
272 d'n noom mee (iemand) emmen vermoede verkering hebben met - al dan niet buitenechtelijk 7
273 d'r angt een 'te' oan t is overdreven 5
274 d'r es giene stoef op er is geen reden om er trots op te zijn 6
275 d'r ing effenaf? een schuis op gezegd van iemand die erg vuil is 5
276 d'r nie kunnen o rieken geen vergelijking mogelijk zijn, minder in waarde zijn 6
277 d'r valt ewa smokkel het regent zachtjes 5
278 d'r zitj poer achter gezegd van iemand die veel kracht heeft 5
279 d'r zitj snee op er zit vaart achter (ook gezegd van een oudere die nog fluks fiets of stapt) 5
280 da gift veiref dat wijst erop, dat stemt tot nadenken 6
281 da nijpt o toch dat doet je toch iets 6
282 da rieskeert het ziet er naar uit dat 5
283 da verbiedj zijn eigen letterlijk: dat verbiedt zichzelf: de wetenschap dat iets slecht afloopt zorgt ervoor dat men het niet doet 6
284 da zijn noga stampen dat is nogal wat (gezegd over een ernstig geachte gebeurtenis) 6
285 da zijn stueten (ook: lappen, stampen) dat is nogal wat 7
286 dad aagt de broek op dat is stevige kost 6
287 dad o (noga?) miesterens oan daar kwamen nogal wat problemen bij kijken 6
288 dad o dor plosj plaatshebben, zeer vaak bedoeld dat een koppel 'daar' gemeenschap had 6
289 dat ligt (azu?) mee zijn logen dat varieert 5
290 dat zijn lappen dat is nogal wat: gezegd over een onaangename gebeurtenis 7
291 de bie'enen va (zei?) lijf luepen zich bovenmate inspannen voor iets 6
292 de boeren loaten duissen wordt gezegd wanneer men zijn slag heeft thuisgehaald, dat met een zekere trots vertelt en er aan toevoegt dat de anderen nu maar lekker verder kunnen werken 6
293 de broek opagen wordt gezegd van stevige kost 6
294 de dieven tellen "het gaat je niks aan" 6
295 de gruete zjaar voeren aanstellerig, weelderig doen en level 6
296 de kaa kuissens (er?)af krijgen er koude koorts van krijgen 6
297 de kat zitj in d'arloezje het zit scheef 5
298 de keinne/'t keinneken zijn de oplossing die we nodig hadden 7
299 de kriewelkuissens van (iet) krijgen het op de zenuwen krijgen 8
300 de kuist* af goan ? (*=korst) 5
301 de kut af zijn de pees af zijn 6
302 de leste kloe(t)sj opgeven de laatste vertrekken 6
303 de maleuren slopen nie ongevallen dreigen achter elke hoek 5
304 de muren ervan opkruipen gezegd wanneer men zich erg in iets opwindt 6
305 de muren opluepen het onmogelijke doen om van iets af te raken, vb. van pijn 6
306 de pees (d'r)op leggen zich hard inspannen om vlug klaar te zijn met een werk 6
307 de pees af zijn het is afgelopen met haar of hem 6
308 de peinnink jonnen klandizie gunnen, de oorspronkelijke betekenis kreeg een negatieve bijklank: iemand met iets onaangenaams opzadelen 6
309 de piest in zijn weg zijn, vertrekken 6
310 de plank af zijn een verloren zaak 6
311 de pluim emmen de beste of de mooiste hebben, of zijn 9
312 de riek in (o?) lijf emmen bedot zijn 7
313 de roei onderagen er de tocht, de orde in houden 6
314 de sjansaar is geschappeerd na verkeersongeval (ontsnappen aan de dood) 6
315 de spelemaan zitj nog op 't deik ze zijn nog in hun wittebroodsweken 5
316 de stie'enen uit de grond klogen zichzelf hard beklagen 6
317 de vlam emmen opvliegers krijgen: vrouwen in de menopauze 9
318 de wielje es een koa bie'est de weelde is moeilijk om dragen 7
319 den bast af zijn geschramd, geschaafd (uitz. ook m.b.t. een beschadigd voorwerp) 6
320 den bollewinkel op zijn ten onder aan't gaan zijn 6
321 den duvel zitj er op gezegd van iets dat altijd opnieuw misgaat 5
322 den uegen afschieten een flater begaan 6
323 den uegen* afschieten een stommiteit begaan (*=?) 6
324 deur (zijnen?) blok gekapt zijn failliete beenhouwerij 6
325 deur de spielle kunnen door de beugel kunnen, er mee door kunnen 6
326 deur de voor trekken door de modder halen 5
327 die 't lank eet lot'nt lank angen wie veel geld heeft, kan dit ook tonen 6
328 diek over dun goan de af te leggen afstand inkorten, door over velden en weiden te gaan, figuurlijk: niets ontzien 5
329 doef zijn drukkend warm zijn, m.b.t. het weer 6
330 doeffe zitten helemaal kapot, in de zin van volledig uitgeput 5
331 e (giel?) pieket zijn een verwarrende situatie, een hele bedoening 7
332 e kienjerand es ga gevoeltj kinderen zijn met weinig tevreden 6
333 e schuddeken geven een kind schuddend over zijn bol strijken, bij wijze van compliment 6
334 e stik in (zijn?) botten emmen dronken zijn 7
335 e stik in (zijn?) kas emmen dronken zijn 7
336 e stik in (zijn?) klueten emmen dronken zijn 7
337 e stik in (zijn?) knoppen emmen dronken zijn 7
338 e stik in (zijn?) kroog emmen dronken zijn 7
339 e stik in (zijn?) lijezen emmen dronken zijn 7
340 e stik in (zijn?) miziek emmen dronken zijn 7
341 e vrieé pateken zijn iemand met een niet onbesproken gedrag of verleden 7
342 e zweil oan emmen dronken zijn 7
343 een (vrie'e) gasgreerde zijn zelfzeker iemand, durfal 7
344 een botte bie zijn een grof iemand 7
345 een brosken emmen kapsel met kortgeknipt en steil opstaand haar 9
346 een eiken gekregen emmen bluts bij verkeersongeval 7
347 een fars veur'n emmen een onaangename verrassing beleven 7
348 een florantig lijeven emmen een kommerloos bestaan 9
349 een gebrossel/nen brosselpot zijn het resultaat van 'brosselen' (fouten maken) 7
350 een kas aftreikken grof vloeken 6
351 een kleisj zijn een kwieke vrouw 7
352 een ko(t)sj leggen (fig.) uitgebreid, veel eten 6
353 een koensjt moken een buiteling over het hoofd maken, koprollen 6
354 een kook van een schuirre* gekost emmen zeer veel geld gekost hebben (*schor,soort platvis) 7
355 een noveen doen ei es weer een noveen on't doen: gezegd van episodische dronkaard die weer een zatte bui heeft 6
356 een olleken veuren hebben voorrang, bevoorrecht 6
357 een olpeinne* krijgen gezegd van iemand wiens kruin gaat kalen (*holpan, dakpan met luchtgat) 6
358 een oot kosten veel geld kosten 6
359 een oot schieten/geven/moken vallen 6
360 een opspeling krijgen op de vingers getikt worden 6
361 een pielle g'ad emmen pak slaag, nederlaag, op zijn donder gekregen 7
362 een pijer geven een klap geven 6
363 een pijer opemmen dronken zijn 6
364 een root afsteken een lang verhaal doen 6
365 een scheet lachen gezegd wanneer er in ernstige omstandigheden toch nog de tijd is om even te lachen 6
366 een slokkertong emmen slissen 9
367 een smeet van (iet/iemand) wig emmen in enige mate op iemand gelijken, meer innerlijk qua karakter, dan qua uiterlijk 8
368 een strie'ep (d'r)van wig emmen er op gelijken 7
369 een strijel krijgen een vlaag van zinsverbijstering of - minder - van woede krijgen 6
370 een tiekkenei geven een botsing hebben 6
371 een uegsken op (iemand) emmen verliefd zijn 9
372 een uegsken treikken knipogen 6
373 een vliegene kroa ee mie'er as een ziettene wie zich af en toe verplaatst verhoogt zijn kansen 6
374 een voart tegengekommen zijn iets meegemaakt hebben 7
375 een voor mee (iemand) rein met iemand een gang gaan 8
376 eiremoei taroef zijn op zwart zaad zitten 7
377 eirg in (iet) emmen inzicht in iets hebben 9
378 eirt van afgank zijn moeilijke stoelgang hebben / gierig zijn 6
379 ellef* emmen er naast pakken (*=elf) 9
380 er bots op zijn het juist hebben 6
381 er krot veure zitten krap zitten 5
382 er neffest zitten onjuist, m.b.t. De waarheid 5
383 est er gien belet? kom ik niet ongelegen? 6
384 eten tegen den onger die komt eten eer men honger krijgt 5
385 eur ekster woentj ueg gezegd van een vrouw met lange benen 5
386 eure klabeitter (er?)tussen sloan in tussen komen 8
387 galet geven snel lopen of rijden 6
388 ge (?) kost et prochenen veir ueren gezegd wanneer ergens veel lawaai is 6
389 ge zotj em ne seng geven hij ziet er sullig uit 7
390 geis geven hard lopen of rijden 6
391 gelant lijeven leven zonder zorgen 5
392 gereen zijn het kind van de rekening zijn 6
393 geschalutterd zijn toegetakeld 6
394 geschiljerd goan verlopen zoals men wenst 6
395 geschoren zitten opgescheept zitten met 5
396 gespeidderd zijn overhoop liggen 6
397 gestekt zijn beledigd zijn 6
398 gezoewwen zijn zich gaar voelen vanwege hitte of uitspattingen 6
399 gie strued in de wig leggen niet hinderen 6
400 gie strued van d'ijerde effen niets uitrichten 6
401 gie wezen d'r af een emmen er geen aandacht aan schenken 7
402 gie'en? apprensje (doar?)va zijn schijn, kans 7
403 gien broek o zij gat emmen er armoedig aan toe zijn 7
404 gien bru'ed eten t een eetj gien bru'ed wordt gezegd van iets dat vroeg of laat nuttig kan worden gebruikt 6
405 gien buizze o zei gat emmen geen karakter hebben 7
406 gien meet uitdoen niet helpen (uitrdukking verwijst naar het spel waarbij een 'meet' wordt gevraagd telkens er gewonnen wordt 6
407 gien rue radijs (ne mie'er) emmen geen cent meer bezitten, platzak zijn 7
408 gien scheet wijerd zijn waardeloos zijn 7
409 gien sjiek toewak wijerd zijn niets waard zijn - kan betrekking hebben op gezondheidstoestand, op bekwaamheid van een persoon, op de kwaliteit van een goed, e.a. 7
410 gien stongs (ne mie'er?) emmen platzak zijn 7
411 gien'n nogel veur o zijn gat te krawwen emmen er financieel slecht aan toe zijn 7
412 gien? avans zijn het helpt niet 7
413 gien? krieken mee 't eten emmen geen zaken mee hebben 7
414 giene kaar emmen geen rooie duit bezitten 7
415 giene seng (ne mie'er?) emmen platzak zijn 7
416 go'd uit (mijne?) schietlap ga opzij, je belemmert mijn mikpunt (enkel imperatief?) 5
417 goe verzien zijn gezegd van een dame met weelderige boezem 6
418 goe verzijn zijn van ueren en pueten gezegd van een stevig iemand 6
419 goe? g'agen zijn er welgedaan, wel doorvoed uitzien 6
420 goe? geloan zijn een flink stuk in z'n kraag hebben, dronken zijn 6
421 goe? gevlogen zijn het lot is hem gunstig geweest, er is hem daar nogal wat te beurt gevallen, vb. i.v.m. een erfenis 6
422 goeie kuep es dulle kuep wie de prijs niet betaalt, komt vaak bedrogen uit 7
423 goeste es kuep wie zin in iets heeft, koopt het ook - meestal als laatdunkende beoordeling van iets (iemands man of vrouw) dat van weinig smaak getuigt 7
424 het (zich) opgestoken zijn mee een ander er vanonder zijn met een andere 7
425 het (zich) opsteken teek et o op = maak dat je wegkomt (altijd imperatief?) 6
426 het in (o?) lijezen gieten het uitdrinken 6
427 het in (zijn) zjiep gieten het leeg drinken 6
428 het o (zijn) knoezje* emmen hem te pakken hebben (*stompje) 7
429 het o (zijn) knuist* emmen hem te pakken hebben (*stompje) 7
430 het o (zijn) zjiep emmen eraan zijn voor de moeite 7
431 het on (zijne) rekker emmen het kind van de rekening zijn 7
432 het ueg in (zijn) steirre emmen het hoog in z'n bol hebben 7
433 het ueg in (zijne) bol emmen verwaand, hovaardig zijn 7
434 het? afstappen opstappen 6
435 iet bei'ie'en sloan (ook: iet tu'ep sloan) gezegd m.b.t. iets wat in de gauwte en vrij primitief in elkaar werd getimmerd, maar ook mbt een maaltijd die vlug vlug werd klaargemaakt 5
436 iets/iemand overschoeffelen een werk onzorgvuldig uitvoeren, knoeiwerk verrichten 7
437 in 't bovenste schof liggen hoog aangeschreven staan 5
438 in 't kienjerbedde liggen bevallen zijn 5
439 in 't lank en in 't brie'ed uitleggen uitvoerig zijn 5
440 in 't schof zitten de kas bestelen 5
441 in (euren) arias zijn uitgelaten 6
442 in (iemand zij) lijf hangen gezegd m.b.t. 1. een voorgevoel, 2. een ziekte 7
443 in (iemand zijn) ropen gescheten emmen / schijten het bij iemand verkorven hebben, iemand voor het hoofd stoten 7
444 in (mijn?) bielle bijten er enorm trek in hebben 5
445 in (mijn?) maa zitten ik ken je nummer en ik hou je verder in het oog 5
446 in (zij) weer zijn iets prettig vinden, zich heerlijk kunnen uitleven 6
447 in (zij) zap stoan zweten 5
448 in (zij?) weirk goan een vlot verloop krijgen 5
449 in (zijn) kas sloan overdadig eten 5
450 in (zijn?) vliegende voan luepen in zijn hemd lopen, zonder broek 5
451 in de donkere mitjes zijn gezegd van een duister uitziende woning met weinig lichtinval en niet proper 6
452 in de krot zitten in de schuld zitten 5
453 in de pietatten zitten in moeilijkheden zitten 5
454 in de prot zitten moeilijkheden, penarie 5
455 in de vakanse nor 't school geweest emmen dom zijn 6
456 in de vra mie'esterstroat woenen onder de plak liggen van zijn vrouw 5
457 in de vramie'esterstroat woejnen gezegd van een pantoffelheld 5
458 in duvels klaan zitten in duivels klauwen zitten, m.a.w. in de verkeerde, kwaadwillige handen gevallen zijn 5
459 in e gat vallen plots op zichzelf aangewezen zijn 5
460 in posiesje zijn zwanger zijn 6
461 in zijne kop steken zich zorgen maken over iets 5
462 in zuil zijn ingedut zijn 6
463 karteisj geven lawaai maken, luidruchtig muziek spelen 6
464 kas van (iet/iemand) moken hoog opgeven van iets of iemand 7
465 keiremes zijn ruzie 7
466 keizer zijn geslaagd zijn, gekomen waar men het wenst 7
467 kiendj noch kroa emmen geen naaste familie hebben 7
468 kij'es zijn dood zijn, zijn kaars is uit 7
469 koalek pakken kwalijknemen 5
470 koalek vallen flauwvallen 5
471 koalek weirren kwalijk worden, misselijk worden 5
472 korvee doen zwaar werk verrichten 6
473 kot agen lawaai maken 6
474 kot agen lawaai maken 6
475 krot gekliedj go'en pover gekleed zijn 5
476 kweste emmen van mening verschillen 7
477 licht getokt zijn licht geraakt zijn 6
478 lierken stoan zijn handen samen houden opdat iemand er zijn voet zou kunnen opzetten om zo over bv. een omheining te klauteren 6
479 loa zwie'et es ga gerie'ed wie niet gewoon is te werken zweet al bij de geringste inspanning 6
480 maleuren doen ongelukken begaan - gezegd wanneer men voor een wanhopige situatie staat, met de rug tegen de muur 6
481 maneken leggen 1. languit in de verse sneeuw gaan liggen om een afdruk van zijn lichaam te krijgen 2. ook veralgemeend tot een synoniem van vallen 6
482 maneken min moaken iemand doden 6
483 mazzelkes moken plasselkes schaapjeswolken zouden de voorbode zijn van regen 6
484 mee 'n eirt in zij gat lu'epen iemand die uit angst met dichtgeknepen billen loopt 5
485 mee 'n fassade lopen gezegd van iemand die zuur kijkt 5
486 mee 't zelde sop overgoten zijn gelijk geaard zijn 6
487 mee (o?) kroom* omhueg liggen vallen (*onderlijf van een vrouw) 5
488 mee (zij) geldj muesen zijn geld verkwisten 5
489 mee de poepers zitten bang zijn 5
490 mee de wiette pijerekes kommen oalen komen ophalen om gecolloqueerd te worden 5
491 mee den diedder op mij lijf lu'epen met de bibber op mijn lijf lopen 5
492 mee e vuil kot op zitten een slechte stoelgang hebben 5
493 mee een rotterink* (van binnen?) zitten gezegd na het laten van een kwalijk ruikende wind (*=moerasachtig gebied) 5
494 mee een slokkertong klappen slissen 5
495 mee iet in zijn'n neus zitten met iets op de maag liggen 7
496 mee koekken zitten rijk zijn 5
497 mee nen driepneus stoan beteuterd kijken 5
498 mee pet zitten schrik hebben 5
499 mee poef stoan pof, krediet, schuld 5
500 mee poep en loa buitenvliegen eruit gegooid worden met hebben en houden 5
501 mee puirre zitten angst 5
502 mee zijne stij'ert in zij gat go luepen afdruipen 5
503 met (iemand) allie'eren in verstandhouding leven, goed overeen komen 7
504 met (iemand) sjokkeleuren lett. jongleren met objecten, fig. met kinderen toeren uithalen 7
505 mieddel schaffen mee (iet) aan een bepaalde situatie verhelpen 8
506 moeskes moken p.56 zich meer dan het noodzakelijke permitteren 6
507 molentjes draaien niet goed wijs zijn 6
508 moter* zijn gezegd van iemand die reutelend hoest (*letterlijk beurs, overrijp, zacht van binnen - gezegd van vruchten) 6
509 muirg* zijn persoon die angstwekkend hoest en fluimt (al enigszins in staat van ontbinding zijn) (*letterlijk murw, zacht, week) 6
510 n einnen geschoten emmen een stommiteit uitgehaald hebben 7
511 n keizze riskeren iets wagen 6
512 n'n bees gegeven emmen ruw ten val gekomen zijn 7
513 na agen nipt zijn, het zal er op aan komen 5
514 ne (gielen?) trok zijn relatief grote afstand 7
515 ne (goeie?) gank oan doen naarstig, tegen een behoorlijk tempo voort - maken of gaan, flink verder doen 6
516 ne (gruet'n) alom moaken een grote omweg maken 6
517 ne (vrie'e?) klap achter (zei?) gat emmen er wordt nogal geroddeld achter zijn rug 7
518 ne (vrie'e?) pataat geven een flinke klap geven 6
519 ne (vrie'e?) reinest zijn een zedelijk losbandige situatie 7
520 ne (vrie'en?) bleister oan emmen er opzichtig bij lopen 7
521 ne ferremen ank hebben een stevige boezem 9
522 ne gank goan ? 6
523 ne garla goan ne gank goan', maar dan enkel m.b.t. een gevaarlijke situatie 6
524 ne kei 't vel afdoen geld trachten los te maken waar er geen te vinden is 6
525 ne keirremes es een gie'eselink wijerd de kermis voorbij mag men wel wat naweeën hebben 7
526 ne kleitter aftrekken een grove vloek uiten 6
527 ne klop afgeven een gewaagde uitspraak doen 6
528 ne klop doen en voordelige koop afsluiten 6
529 ne klopen geven een val doen 6
530 ne kluit in twie'e bijten gezegd van een gierigaard 6
531 ne komaf on (iet) moken een punt achter iets zetten 8
532 ne krawat zijn kerel, beetje ondeugend 7
533 ne krokene wogen lupt langst wie iets mankeert kan nog lang meegaan 5
534 ne lach achter 't gat emmen het mikpunt zijn van spot 7
535 ne leper van (iet) binnen emmen een slechte ervaring met iets hebben 9
536 ne miejer onie'en angen va mogerte ze houdt niet meer samen, zo mager is ze 5
537 ne noemmero zijn dad es ne noemmero = dat is een kerel 7
538 ne opschietend'n zijn een opvliegend iemand 7
539 ne plak in (zijn?) and krijgen een ernstig verlies lijden 6
540 ne post pakken 1. weggejaagd worden, 2. hard nemen 6
541 ne puit in (zijn?) kijel emmen hees zijn 7
542 ne puit ingeslikt emmen hees zijn 7
543 ne rammel acher (zij?) gat emmen het voorwerp zijn van kletspraat 7
544 ne scheir doen een gelegenheidslief aan de haak slaan 6
545 ne schuenen zijn ironisch bedoeld: iemand heeft niet gedaan... 7
546 ne slag op (zijne?) keutel g'ad emmen ?een slag op zijn hoofd 7
547 ne slechten delper zijn gezegd van bv. café met bedenkelijke reputatie 7
548 ne sloek van (iet) binnen emmen een slechte ervaring met iets hebben 9
549 ne smak geven harde val 6
550 ne vijer oan emmen een veer aan hebben, m.a.w. dronken zijn 7
551 ne vrie'e krak gat emmen een fameuze inzinking gehad hebben 9
552 ne vrie'en anbras zijn drukte, een heel gedoe; nemand met een bedenkelijke reputatie 7
553 ne vueze kop emmen een ochtendlijke kater 9
554 ne vuilen emmen een druiper hebben, gonorroe 9
555 nen aan toep schijeren oud worden 6
556 nen allemenak veur de rest van (o?) dogen zijn gezegd van de naweeën die men bij weersververandering blijft ondervinden van bv. een beenbreuk 7
557 nen asseflodder zijn een kleine man zijn 7
558 nen beschomde schoewer een ee niet wees niet te bescheiden bij het bedelen 5
559 nen boenk geven bonk/stoot/slag 6
560 nen botter doen/geven een tuimel doen 6
561 nen dorameulen zijn gezegd over iemand die nooit stilzit 7
562 nen endj gezetj zijn een eind opgeschoten zijn 7
563 nen ezel versletj ieest o zijn pueten gezegd van iemand die moeilijkheden krijgt om te stappen 5
564 nen ie'eten bolie zijn gezegd van een man met een 'warme natuur' 7
565 nen oas zijn haas, held, spottend 7
566 nen toer zijn een ernstig voorstel 7
567 nen trok geven/krijgen trap, schop 6
568 nen uil opoalen een kreet slaken 6
569 nie in 't vier liggen niet dringend zijn 5
570 nie ongeprezen slope goan gezegd van iemand die zichzelf de lof toezwaait 5
571 nie uit de voeten kunnen zich ziek voelen 6
572 nie veel va zeg zijn niet erg spraakzaam zijn 6
573 nie? in (zijn'n?) eet zijn geen eetlust hebben 6
574 nn toer te veel op de meulen gezeten emmen er is iets mis in zijn bovenkamer 7
575 nog? giene kremp (der?)op kommen er is nog ruim voldoende, er is nog geen tekort 6
576 noga? seirtefietuten oan emmen nogal wat formaliteiten vergen 7
577 nor binnen koelven gulzig drinken 5
578 nor Breskes achter flokoot/flokoten zijn gezegd van iemand die ziek is - van iemand die verdwenen is zonder een spoor na te laten (enkelvoud=ziek, meervoud=verdwenen?) 6
579 nor keirk noch kluis goan ongelovig zijn 5
580 nor pruispurlut* zijn verdwenen zijn zonder een spoor na te laten (*onbestaande plaats) 6
581 nor uestrawie'elen* zijn verdwijnen zonder spoor na de laten (*vermoedelijk van Austruweel, een gemeente die in 1929 bij Antwerpen werd gevoegd) 6
582 nor zijn'n tram goon naar bed gaan 5
583 o kant zetten verkwisten 5
584 oagestoken zijn aangestoken, enkel m.b.t. een nieuwbouw (de funderingen werden reeds gegraven) 6
585 oagestueten zijn uitgedost, zonderling/vreemd aangekleed 6
586 oagetroddeld zijn ronduit slordig gekleed 6
587 on 't beirt zitten aan tafel zitten 5
588 on 't enjen va zij kuereken zijn stervend zijn 6
589 on 't zelde zjie'el trekken eensgezind zijn 5
590 on de zwadder zijn aan de zwier zijn 6
591 on den die'el liggen erven 5
592 onder de mond zijn mondgemeen zijn, onderwerp van gesprek zijn 6
593 onder gien oenjer gebroedj zijn niet van gisteren zijn 6
594 onderd emmen gezegd wanneer iemand een stommiteit uitkraamt op een ongelegen ogenblik, men bedoelt dat iemand beter zijn mond houdt 7
595 onger es de beste saus wie honger heeft, apprecieert het eten dat hij krijgt 7
596 onie'en angen van de leugens er op los liegen 5
597 ons Ie'er ne vlassen board oandoen schijnheilig zijn 6
598 ons ie'er o zijnen board trekken het lot uitdagen 8
599 op 't schiep va zeve joar zietten in een kwalijke positie verzeild zijn 5
600 op (iemand zijn'n) neik zietten bezwarende dingen over iemand vertellen, achterklappen 7
601 op (iet) stummelen aarzelen alvorens met iets in te stemmen of iets af te wijzen 7
602 op (zij?) pij'erd zitten zich boos maken 5
603 op (zij?) plat vallen zich verbaal uit de slag trekken 5
604 op (zij?) plie'et stoan op zijn rechten staan, voor zijn rechten opkomen 5
605 op (zijn) sjiek bijten zich moeten inspannen om iets te doen of te laten 5
606 op (zijn) verdommenus krijgen verliezen in een wedstrijd en er letterlijk of figuurlijk van langs krijgen 5
607 op (zijn) zomerzei liggen gezegd van een mens die er doelloos bijligt 5
608 op (zijn?) voejerink gebeten emmen op de binnenkant van zijn kaak gebeten hebben 6
609 op (zijne?) ketel gevallen zijn ?op zijn hoofd gevallen 6
610 op (zijne?) revenu* lijeven rentenieren (*inkomen uit kapitaal en eigendommen) 5
611 op (zijnen) buissem zijn op zijn paasbest zijn 6
612 op de feizel zeggen fluisterend zeggen (vaak pejoratieve betekenis) 5
613 op de krijg uit zijn graag krijgen, ontvangen 6
614 op de letter klappen algemeen Nederlands hebben 5
615 op de poef kuepen pof, krediet, schuld 5
616 op de stinker zitten het verkorven hebben 5
617 op de vette meutten zitten (kindertaal) op iemands rug zitten 5
618 op de vette meutten* zitten kindertaal: op de rug gedragen worden (*kalf) 5
619 op de'n tie'en zitten in ongenade vallen 5
620 op den bee geroken als schooier op de bedevaartweg gaan zitten 5
621 op den bee zitten bedelen langs de bedevaartsweg 5
622 op den dompel zijn op de sukkel zijn 6
623 op den dop stoan stempelen 5
624 op den eirremen zitten aan de grond zitten 5
625 op den eirten zitten goed in de slappe was zitten, in goede doen zijn 5
626 op den em uit zijn hebzuchtig zijn 6
627 op den wiljen boef kommen onverwacht 5
628 op e kuukelken ston in een troepje staan 5
629 op een ander goan vreemd gaan 5
630 op een doen komen puntje bij paaltje komen 5
631 op marode goan (of zijn) ergens rondhangen (uitdrukking die nogal eens de ware reden van een afwezigheid moet verdoezelen) 6
632 op ne wie'er zitten een probleem hebben dat alles blokkeert 5
633 op snok zijn op stap zijn 6
634 op zijn kienne kloppen er naast pakken, zonder eten blijven zitten 5
635 op zijn lappen goan op de boemel gaan 5
636 op zijn tieppen luepen op zijn tenen lopen 5
637 op zijne vaveur zetten voorafgaandelijk werk doen waardoor de hoofdtaak wordt verricht 5
638 opgeschept zijn wanneer alle feestgasten vertrokken zijn, of wanneer een bedrijf moest sluiten, zegt men: 't es ier opgeschept 6
639 opgoan veur zoad gebruikt voor personen die niet van de huwelijksmarkt raken 5
640 opposiet zijn tegendraads zijn 6
641 opzei kijken belangstelling tonen voor het andere geslacht, vaak gezegd over tieners 5
642 opzicht in (iet) emmen verveeld, beschaamd zijn in iets 9
643 over (zijn?) oot goan over de schreef gaan, te ver gaan 5
644 over d'alfdeur* getraad zijn ongehuwd samenleven (*=halfdeur, onderdeur) 6
645 over* geven/kruigen slaag geven/krijgen (*haver) 6
646 overroepen zijn gezegd van iets/iemand met overdreven reputatie 6
647 paretten moken dik doen, veel vertoning maken 6
648 pas geven overeenkomen met 6
649 peirreplu hangen/zijn/stoon niet meer in behoorlijke toestand zijn 5
650 pet hebben schrik hebben 9
651 pielong geven rijden tegen hoge snelheid 6
652 pietrol geven zich haasten 6
653 poef emmen pof, krediet, schuld 9
654 poetjen lappen doen struikelen 6
655 poetjes piessen mee iemand zij geldj iemands geld opmaken 8
656 poverken* zitj op zijn'n neus gezegd van iemand wiens neus rood ziet van de kou (*roodborstje) 5
657 proberen es 't naadste* wie niet waagt, niet wint (*nauwste) 7
658 ropen doen 't gat gopen rapen veroorzaken winderigheid 6
659 roten moken becommentariëren, meestal met negatieve bijklank 6
660 schie'ef zitten onenig 5
661 schietj o maak dat je wegkomt, haast je (niet onvriendelijk bedoeld) 6
662 schuen klappen Algemeen Nederlands praten 5
663 schuen marsjandies emmen gezegd van een mooigevormde vrouw 9
664 schuen rond drogen gezegd van een zwangere vrouw 5
665 sloot vallen in pannen vallen, er niet meer in slagen verder te handelen of te rijden 5
666 sloot zitten geblokkeerd zitten, zich in een toestand bevinden waarin een nieuwe start onmogelijk is 5
667 slopen tegen de vook die komt slapen gaan eer men vaak krijgt 5
668 smale strontjes schijten het krap hebben, financieel beperkt zitten 6
669 snoer geven (ook: snoeren) hard rijden 6
670 snot en slinger schrie'en hard huilen, snot en kwijl huilen 6
671 spagers zijn agers ook als ze overgeven, houden ze de voedingsbestanddelen binnen en groeien ze verder 6
672 spruiten doen 't gat fluiten spruiten veroorzaken winderigheid 6
673 steeg van afgank* zijn hardlijvig, fig. niet gemakkelijk afdokken, gierig, niet goedgeefs zijn (*=stoelgang) 6
674 steirre zijn stomdronken, starnakelzijn 6
675 stiekken va minsjen kosten schromelijk duur zijn 6
676 stiekken van (iet) moken opscheppen over iets 8
677 stijf van 't ongedierte zitten luizen of vlooien, insecten als het over planten gaat 5
678 stommen ambacht spelen er zit een haar in de boter (verwijs naar een kinderspel, stommetje spelen) 6
679 stront o (zijn) kont emmen het hoog in zijn bol hebben 7
680 stuur van opzicht zijn een streng, onvriendelijk uitzicht hebben 6
681 t biestjen emmen jicht hebben 9
682 t duemaneken passeert (mij?) gezegd wanneer 'n koude rilling over je rug loopt 6
683 t duurt er ammel nie lank mee t is er vlug mee gedaan: gezegd wanneer iemand sterft na een kortstondige ziekte 5
684 t en zal op giene kaa stie'en vallen men zal dat niet blauwblauw laten, men zal er niet overheen stappen 5
685 t enjen oasem zijn buiten adem zijn 6
686 t enjen zijn op zijn einde zijn, uitgeput zijn 6
687 t es 't jonk van den aan nogal ruwe uitdrukking om aan te duiden dat iemand op zijn vader lijkt 7
688 t es (dor?) lepsaus er zit een haar in de boter, meestal m.b.t. een echtpaar 7
689 t es (just?) ne lo'azerus iemand die vol puisten of zweren zit 7
690 t es (mor?) een trotjen een kleinere afstand 7
691 t es (mor?) fla mieziek t is niet veel zaaks 7
692 t es (mor?) n evuizzel ongewoon kleine man 7
693 t es (nog atijt?) va miennekeleikmei poesje-lik-me, gezegd wanneer een paar nog in de wittebroodsweken is 6
694 t es (onne) zjaar nie t is jouw klasse niet 9
695 t es (pesies?) e kolken vier* gezegd van een kind dat koorts heeft (*kool vuur) 7
696 t es (zeker?) gonnjerkesdag uitdrukking gebruikt wanneer kennissen elkaar toevallig op een overwachte plaats ontmoeten 7
697 t es (zeker?) in antepries* tot iemand die zeer naarstig werkt (*aanneming) 6
698 t es (zij) vader uitgesneen hij lijkt sterk op zijn vader 9
699 t es d'en alloewe van de bie'est t is 't allooi (specfiek kenmerk) van 't beest, enkel gebruikt m.b.t. Mensen: hij of zij handelt zo omdat het in zijn/haar natuur ligt 7
700 t es diek in de zjakos t is dik in orde 6
701 t es dor (noga?) ne pot eten t is me daar nogal een zootje 7
702 t es een tekela dat is er mij eentje 7
703 t es in de zak t is gelukt 6
704 t es lagijer kabaal 7
705 t es mee den tel schaars, weinig talrijk 6
706 t es mijne meugt wat men lust 9
707 t es nen echten duvel gezegd van een harde werker, een duivel-doet-al 7
708 t es nen vrie'en einnekesnest het is nogal een zootje 7
709 t es nie aal nie mie'er je bent er bijna 6
710 t es piekapiek ruzie 7
711 t es pressee gezegd als men hoognodig moet 6
712 t es ueg woater ik moet plassen 7
713 t es va lange meirten t is van lange duur 6
714 t es va leikt mijn lep gezegd van iets dan zeer lekker is 6
715 t es van (mijn?) botten ? 6
716 t es van den ont zijn botten ? 6
717 t es van wielje gezegd wanneer een welstellend iemand stommiteiten doet 6
718 t es wie'ek woater t is riskant, de kans op slagen is gering 7
719 t gat schuen emmen de kans zien, vrij spel hebben 5
720 t geis alonder bekijken begraven zijn 6
721 t go katten spagen gezegd wanneer zware regenwolken opdoemen 6
722 t karotjen vast emmen een gemakkelijk werk vast te pakken hebben 7
723 t kot van aal es … het ergste is ... 6
724 t lijeven doen in het leven zijn, m.a.w. prostituée zijn 6
725 t lotdj osjvort uit het klokkengelui om 14 uur op de dag van de uitvaartmis voor een gelovig 5
726 t moe ieverst schie'en aan alles is een grens 5
727 t most stront reigenen mee okskes o'en gezegd wanneer men iemand het welslagen van een organisatie niet gunt 7
728 t nijpt mei? Ier ik heb hier pijn 6
729 t on (zijn) spielle emmen de klos zijn 7
730 t plat es 't er af gezegd van een kind dat de eerste maanden door is 7
731 t poetjen emmen aan jicht lijden 9
732 t schie'en es eirt mor 't moe gebeuren ? 6
733 t schijt ervan krijgen iets of iemand kotsbeu worden of zijn 6
734 t schof treikken gaan plassen (lett. de schuif (bij watermolen) ophalen) 6
735 t stantjen mee (iemand) agen iemand voor de gek houden 8
736 t vier uitschijten een toestand of het resultaat ervan dat beneden alle peil is "schijtj 't vier uit", door zijn voorkomen een mal figuur slaan 6
737 t voeltj toch een enjeken van een snoar gezegd m.b.t. minder goed eten dat toch een eindje van de darm vult 6
738 t was (mor?) e kleintjes kleinigheid, meestal gezegd bij bedanking voor bewezen diensten 7
739 t was ne gielen tap om de lengte van de afstand te benadrukken 7
740 t was rut over de vinger bij een wind, veest die met weinig geluid gepaard gaat 6
741 t was spie'et gezegd bij diarree 6
742 t za (a?) kontje voaren dat zal je vreemd voorkomen 8
743 t za gon een spie'et doen t zal gaan regenen 6
744 t za schijten t zal geen stand houden 5
745 t zjie'el oan emmen eraan zijn voor de moeite, te grazen genomen worden 7
746 t zo 'n een ont verlie'en* gezeg wanneer men iets kotsbeu is (*vervelen, verdrieten, tegensteken) 6
747 t zoot op (zijn) pietatten nie verdienen weinig verdienen 6
748 t zoot op zijn pietatten nie verdienen een hongerloon ontvangen 6
749 t zot in (zijne) kop krijgen een bevlieging krijgen 6
750 talieren over (iet) moken over iets meer drukte maken dan nodig 8
751 te binnen schieten zich herinneren 5
752 tegen den oek van een ronne tofel geluepen emmen zwanger zijn 6
753 trok emmen 1. beet (bij het vissen), 2. succes 9
754 trok op (iet) emmen zit op iets hebben 9
755 tuep (op een hoop) schijten instorten van gebouw of andere constructie, idem m.b.t. een mens als gevolg van lichamelijke of mentale uitputting 5
756 twie'e stie'enen kunnen doe vechten er in slagen twee onverschillige partijen tegen elkaar in het harnas te jagen 7
757 tzwij'es deur (mij) lijf goon het greep mij erg aan 5
758 ueverdei moe pijn lein wie hovaardig is - m.b.t kleren - moet de pijn er bij nemen 7
759 uit (mijne?) spie'etlap goon ga uit mijn gezichtsveld (altijd imperatief?) 5
760 uit (zijn) kas sloan er iets uitflappen 5
761 uit de koan zijn de moeiljke tijd achter de rug hebben 6
762 uit de leit zijn de weg kwijt zijn 6
763 uit e paksken sjoedek* komen een minderwaardig iets (*een vroegere waspoedersoort, verkocht in kartonnen verpakking waarin tevens kleine premie-objecten zaten die later menige kast of schoorsteenmantel sierden) 5
764 uitstel es kwijtschel van uitstel komt afstel 7
765 va (zij) rotjen zijn van zijn stuk zijn 6
766 va (zijn'n) tammazjoer moken van zijn oren maken 5
767 va (zijn'n) tek moken van zijn oren maken 5
768 va (zijn'n) tetter moken van zijn oren maken 5
769 va (zijn?) pluimen laten zijn reputatie zien afbrokkelen 5
770 va (zijne) sies vallen/dro'en bewusteloos vallen 5
771 va giennen tel zijn geen aanzien genieten 6
772 va kolijere beisten barsten van kwaadheid, erg kwaad zijn 5
773 va korvee zijn ingeschakeld zijn 6
774 va kroomke goeie kuep zijn goedkope rommel zijn 6
775 va pas zijn behoorlijk in de verhouding zijn 6
776 va wielje klogen iemand die ten onrechte aan zelfbeklag doet 5
777 va zijn stekken droan bewusteloos vallen 5
778 va zin zijn zinnens zijn 6
779 van 't duesken (d'r)oan doen zich schminken 5
780 van (iet) geboedj zijn iets laat je niet los 8
781 van (iet) weerkommen een slechte ervaring hebben 7
782 van (zij) gat geven doorkletsen 5
783 van achter (iemands) goaren blijven iemand met rust laten 7
784 van d'n ememsen daa lijeven in: niemand lijeft van d'n emensen daa (van … 5
785 van d'n oas gepoept zijn zeer haastig zijn 6
786 van d'n ont zij gat zijn t is van de knoppen, van generlei waarde 6
787 van d'n ont zijn voet'n zijn t is van de knoppen, van generlei waarde 6
788 van de keirk wig kijken het werk niet willen zien, niet de aandacht willen besteden die iemand verdient of nodig heeft 5
789 van de lij'evene keirk zijn levenslustig zijn 6
790 van de lijevende keirk zijn ook de plezante kanten van 't leven meepakken 6
791 van de mo'arre bereen zijn een nachtmerrie gehad hebben 6
792 van de moare bereen zijn een nachtmerrie hebben 6
793 van de preekstoel gevallen zijn in de kerk heeft hun hewelijksaankondiging plaatsgehad 6
794 van de zijnen vallen bezwijmen 5
795 van den alf geliedj zijn misleid zijn 6
796 van den bok zen klu'eten eten t loopt mis, verkeerd 5
797 van den eiremen gekliedj zijn pover gekleed zijn 6
798 van den eirremen begroven gezegd wanneer men liefst niet te veel geld aan de begrafenis wou besteden 5
799 van den eirremen geklidj zijn sjofel gekleed zijn 6
800 van den ont zijn klueten zijn t is van de knoppen, van generlei waarde 6
801 van dezelde struik zijn tak, m.b.t. de familie 6
802 van dikte trekken er in slagen zijn plan te trekken 5
803 van goeie komaf zijn uit een welvarende familie stammen 6
804 van nen aa struik zijn stammen uit een langlevende familie 6
805 van nie ueg vallen gezegd van iets dat niet duur is 5
806 van op een ander zijn van elders, en dan niet zelden m.b.t. een exotisch land 6
807 van optrok zijn succes hebben 6
808 van optrok zijn succes hebben ('trok hebben') 6
809 van over komen 1.gezegd van duiven die hun hok voorbijvlogen en vervolgens vanuit tegenovergestelde richting opdoken 2. ook mbt iemand die laat thuis komt 5
810 van tel zijn aanzien genieten 6
811 vanachter (iemands) gat blijven iemand niet meer lastig vallen 7
812 veel wezen mee (o?) klei gezicht emmen het goed bekeken hebben 7
813 verbrosseld zijn het resultaat van 'brosselen' (fouten maken) 6
814 veur 't lijeven zjn een hitsige natuur hebben 6
815 veur (mijnen?) bedank zijn stank voor dank 6
816 veur de pienne kommen te voorschijn komen 5
817 vol zitten zwanger zijn (mens en dier) 5
818 vremd uegen dwingen gezegd van kinderen die vlugger aan vreemden gehoorzamen dan aan de eigen ouders 5
819 vuil vallen zich winst zien ontgaan 5
820 wel bestidj zijn wel verdiend, gezegd wanneer 'boontje om zijn loontje komt' (wanneer iets slecht afloopt) 6
821 woater in (zijne) keljer emmen zijn broekspijpen zijn te kort 7
822 ze (noga?) kruipen emmen veel geld hebben 7
823 ze nijpen bang zijn 6
824 ze zijn e schiep on 't loan er is regen op komst 7
825 ze zijn e schiep on't lossen de regen valt 7
826 zien doe gedinken iets zien doet herinneren aan het bestaan ervan, prikkelt het verlangen ernaar 5
827 ziennen emmen opgetogen zijn over iets 9
828 ziennen op (iet) emmen goesting hebben naar iets 9
829 zijn loeten emmen humeurig zijn 9
830 zijn logen emmen zijn kuren hebben (onaangename bui) 9
831 zijn schelf* schijtj in gezegd bij luidruchtige oprisping (*hooi of strozolder boven de stal of schuur) 5
832 zijne rekker es af zijn bobijn is op 6
833 zijne slabboarus* ieveranst tussen sloan zich ongevraagd in een gesprek moeien (*slabber, tong) 5
834 zijne stront zitj tegen zijn eirt hij is kort aangebonden 5
835 zijne zjie'ever got de kuist af kletspraat 6
836 zijne zjubelee on (iet) agen er lang over doen 10
837 zjuezeken kijft gezegd tot kinderen wanneer het dondert 5
838 zjuezeken schudj zijn beddeken uit en lotj de pluimekes vliegen gezegd tot kinderen wanneer het sneeuwt 8
839 zot van iemand zitten verliefd zijn op iemand 8